Lente- en zomersoorten

Op basis van de vliegtijd, oftewel de tijd in het jaar wanneer de libellen actief zijn en vliegen, worden libellen in twee groepen gedeeld: de lentesoorten en zomersoorten. 

De lentesoorten zijn libellen die als larve in een laat stadium overwinteren. Hierdoor kunnen de libellen al vroeg in de lente uitsluipen
Bij de zomersoorten overwinteren de libellen als larve in verschillende stadia. Deze soorten sluipen over een langere periode van het jaar uit en kunnen nog tot laat in de zomer worden gezien. 

Libellen hebben binnen een jaar een bepaalde periode waarin ze vliegen. Als er binnen zo’n periode grote aantallen libellen vliegen, noemen we dat een vliegpiek. 

Bekijk hier welke soorten in de lente en/of zomer voorkomen

Waar en hoe vind je libellen?  

Beschutte plaatsen  

Libellen zijn zeker niet alleen langs de waterkant te vinden. De meeste soorten vliegen na het uitsluipen tijdelijk weg van het water om te jagen, geslachtsrijp te worden en nieuwe voortplantingsgebieden te zoeken. Vooral op zonnige, windluwe plaatsen zijn ze dan te vinden, ook als er geen water in de buurt is. Denk hierbij aan bosranden, zonnige bospaden, beschutte heidevelden en graslanden.

Water

Toch zijn libellen een groot deel van hun levenscyclus wel gebonden aan water. En in vrijwel alle zoetwatertypen kunnen libellen voorkomen: vennen, plassen, moerassen, beken, rivieren, enzovoorts.  

Imago’s  

Imago’s (volwassen libellen) zijn in Nederland vooral te vinden van begin mei tot eind oktober. In de winter leven libellen als ei of larve in het water (met uitzondering van de twee soorten winterjuffers) en zijn dan dus niet vliegend aan te treffen.  

Langs de waterkant  

Omdat alle libellen voor de voortplanting gebonden zijn aan water, kunnen imago’s het makkelijkst worden gevonden langs de waterkant. Rustig langs de oever of door het ondiepe water lopen levert doorgaans de meeste waarnemingen op.  

Vliegers en zitters  

Sommige libellensoorten (vooral van de families glazenmakers en glanslibellen) zijn vooral vliegend aan te treffen, boven het water of boven de oever. Ze zijn van grote afstand al op te merken. Juffers en ‘echte’ libellen (bijvoorbeeld korenbouten en rombouten) gaan vaak zitten op of in de vegetatie die in het water of op de oever staat. Ze vallen daardoor in eerste instantie minder op. Vaak vliegen ze echter voor je op als je door de vegetatie loopt, om een eindje verderop weer te gaan zitten.  

Op de foto: de bloedrode heidelibel is een echter ‘zitter’. Fotograf: Henk Bosma

Zonaanbidders

Libellen zijn echte zonaanbidders. Bij warm, zonnig weer zijn libellen actief en makkelijk zichtbaar. Bij bewolking en regen kruipen ze weg in de vegetatie of gaan hoog in bomen hangen. Ze zijn dan vrijwel onvindbaar.  

Larven  

Behalve imago’s kun je ook op zoek gaan naar de larven van libellen. Het voordeel van larven is dat deze het hele jaar door in het water te vinden zijn, ook in de winter. Voor het vangen van larven heb je een fijnmazig schepnet nodig en het liefst een witte bak om je netinhoud in uit te pluizen. De meeste libellenlarven kom je tegen als je zowel de waterbodem als de waterplanten meeneemt. Larven zijn over het algemeen wel veel moeilijker op naam te brengen dan imago’s.  

Om meer van het gedrag van larven te zien te krijgen, kun je een larve thuis in een klein aquarium opkweken. Transporteer de larve vanuit het veld in een buisje met vochtig mos, dus niet gevuld met water. De meeste soorten zijn kannibalistisch, dus houdt één larve tegelijkertijd. Zorg voor voldoende voedsel, in de vorm van allerlei kleine waterbeestjes uit een sloot om de hoek, maar pas op dat er geen rovers (bijvoorbeeld bootsmannetjes) meekomen. Volgroeide larven hebben een goede ondergrond nodig om uit te sluipen. Zet daarom een stokje of iets dergelijks in het water, zodat de larve tot boven het wateroppervlak omhoog kan klimmen.  

Foto: Tim Termaat

Larvenhuidjes  

Op de foto: larvenhuidje grote keizerlibel. Fotograf: Tim Termaat

Een andere nuttige en leerzame waarnemingsmethode van libellen is het zoeken naar larvenhuidjes. Na het uitsluipen van een libel blijft het larvenhuidje achter in de oevervegetatie, waar het vaak nog een tijdje ongeschonden blijft hangen (als het niet regent). Goed zoeken in planten die langs of in het water staan, levert meestal wel vondsten op. Soms is het handig om vanuit het water te zoeken. De meeste soorten sluipen uit binnen enkele decimeters boven het wateroppervlak, maar sommige soorten (bijvoorbeeld de smaragdlibel) kunnen op meters hoogte en meters afstand van het water gevonden worden.  

Larvenhuidjes kunnen, mits droog, lange tijd bewaard worden. Je kunt ze ook aan een insectenspeld prikken en bewaren in een insectenverzameling. Je moet het huidje dan wel met een druppeltje lijm aan de speld vastplakken, anders schuift het naar beneden. Een groot voordeel hiervan ten opzichte van andere insectencollecties, is dat bij het verzamelen van larvenhuidjes geen dieren worden gedood. 

Sommige libellensoorten zijn als imago moeilijk waar te nemen, bijvoorbeeld doordat ze in lage aantallen voorkomen en/of een zeer teruggetrokken levenswijze hebben (zoals de rivierrombout). In zulke gevallen kan het zoeken naar larvenhuidjes en uitsluipende dieren echt een uitkomst zijn, aangezien deze vaak gemakkelijker waar te nemen zijn.  

Een ander voordeel van larvenhuidjes is dat ze een bewijs vormen van succesvolle voortplanting van een soort op die plek. Een waargenomen imago kan van een andere plek afkomstig zijn en zegt dus minder over de geschiktheid van de waarnemingslocatie voor de soort.  

Vangen of alleen bekijken?  

Libellen zijn zeer actieve en beweeglijke insecten, waardoor het vaak moeilijk is om een dier in het veld goed genoeg te zien om op naam te brengen. Veel geduld en gebruik van een verrekijker kan uitkomst bieden. Vooral verrekijkers die dichtbij kunnen scherpstellen (minder dan 2 meter) zijn een handig hulpmiddel, omdat je dan ook libellen die op korte afstand gaan zitten in meer detail kunt bekijken.  

Toch is het op zicht herkennen van libellen niet altijd mogelijk, zeker niet als beginnende waarnemer. Bij sommige juffers moet op kleine details worden gelet, en grote soorten als glazenmakers en glanslibellen zelden gaan zitten om goed te kunnen bekijken.   

Er zijn twee manieren om hiermee om te gaan: accepteren dat niet alle libellen op naam te brengen zijn, of af en toe een libel vangen.  

Afgezien van enkele wettelijk beschermde soorten, mogen libellen worden gevangen. Let er wel op dat in de meeste natuurgebieden ‘huisregels’ gelden, die het vangen van libellen zonder vergunning alsnog verbieden. Wanneer je serieus onderzoek wilt doen naar het voorkomen van libellensoorten, dan wordt een vergunning meestal wel afgegeven door de terreineigenaar, in ruil voor jouw waarnemingen.  

Libellen vangen kan met een fijnmazig vlinder- of libellennet, met een zak die diep genoeg is om dicht te vouwen om de rand. Verschillende typen zijn in de handel verkrijgbaar (zie bijvoorbeeld entomologiezaak Vermandel), of zelf te maken. Eenmaal in het net kunnen libellen vrij veilig worden vastgepakt bij de vleugels, of bij enkele poten tegelijkertijd. Doe dit liever niet bij het achterlijf, hier zijn ze namelijk kwetsbaarder. Jonge imago’s, herkenbaar aan bleke kleuren en sterk glimmende vleugels, kunnen beter helemaal niet worden vastgepakt, omdat ze dan snel beschadigen.  

Na het determineren in de hand kun je de libel direct laten wegvliegen, of in de vegetatie zetten. Soms moet het dier even bijkomen, om vervolgens weg te vliegen. Het vangen en loslaten van libellen gaat meestal goed, maar niet altijd. Iedereen die regelmatig libellen vangt zal eerlijk moeten toegeven dat met het vangen zo nu en dan een libel dodelijk wordt verwond.  

Of je libellen vangt of alleen met de verrekijker bekijkt is een persoonlijke keuze. Feit is wel dat de beginnende libellenwaarnemer de soorten sneller onder de knie krijgt wanneer hij of zij af en toe een libel vangt. Na verloop van tijd zal het dan steeds makkelijker worden om libellen zonder vangen in het veld te herkennen.