Achterlijf
Zie de pagina over anatomie van de vlinder en anatomie van de rups: Anatomie
Achterrand
De achterrand ligt langs de achterkant van de voor- en/of achtervleugel.
Achtervleugel
Zie anatomie van de vlinder.
Ademhalingsopeningen
Ook wel spiracula genoemd, zie de pagina over anatomie van de rups.
Adult
Volwassen.
Adventief
Een niet-inheemse vlindersoort, die door menselijke toedoen in Nederland is terechtgekomen, bijvoorbeeld door import van bloemen of fruit.
Aestivatie
Zomerslaap of zomerrust; ook wel een zomerse onderbreking tijdens de vliegtijd van de vlinder.
Amyl-acetaat
Chemische stof die gebruikt wordt als toevoeging aan lokmiddelen voor nachtvlinders.
Anatomie
Anatomie is de leer van de vorm en inwendige bouw van organismen.
Antennen
Zie de pagina over anatomie van de vlinder.
Binnenrand
De binnenrand is de vleugelrand die langs het achterlijf loopt. Zie ook Morfologie nachtvlinders.
Binnenrandhoek
De binnenrandhoek is de hoek tussen binnenrand en achterrand. Zie ook Morfologie nachtvlinders.
Binnenste dwarslijn
Binnenste lob van de niervlek
Biotoop
Het geheel van voorwaarden, waaraan een bepaald gebied moet voldoen zodat een bepaalde soort er kan leven.
Blauwgraslanden
Onbemeste, natte, schrale hooilanden op veen- of zandgrond; de typerende blauwe kleur wordt bepaald door pijpenstrootje, blauwe zegge en tandjesgras.
Bloedende boom
Een boom waarbij sap lekt uit een wond in de stam of tak. Deze wond gaat meestal gisten.
Borstpoten
Zie de pagina over anatomie van de rups.
Borststuk
Zie de pagina over anatomie van vlinders en rupsen.
Broekbossen
Bossen op zeer drassige bodem, vaak met elzen, wilgen en/of berken.
Buikpoten
Zie de pagina over anatomie van de rups.
Buitenste dwarslijn
Centrale dwarslijnen
Concaaf
Hol of holrond.
Cucullus
Het voorste gedeelte van de kleppen in het mannelijk genitaal.
Dorsaal
Aan de rugzijde.
Eerste dwarslijn
Entomologie
Tak binnen de dierkunde die zich bezighoudt met de studie van insecten.
Familie
Groep waarbinnen een aantal nauwverwante geslachten wordt verenigd (zie ook taxonomie).
Feromoonpreparaat
Nagebootste sekslokstoffen (feromonen).
Foerageren
Het zoeken en eten van voedsel.
Franje
Garnering, meestal aan de achterrand van de voor- en/of achtervleugel. Zie ook Morfologie nachtvlinders.
Franjelijn
Frenulum
Vleugelhaakje op de voorrand van de achtervleugel dat de voor- en achtervleugel aan elkaar koppelt.
Gefaseerd maaibeheer
Bij het gefaseerd maaien blijft een deel van de vegetatie ongemaaid, dit deel wordt bij een volgende maaibeurt meegenomen.
Genitaliën
Geslachtsorganen.
Genitaliënonderzoek
Het determineren van een soort door bestudering van de kenmerken van de geslachtsorganen.
Geslacht
Een groep van nauwverwante soorten binnen een familie of onderfamilie (zie ook taxonomie).
Golflijn
Gordelpop
Pop die halverwege met een spinseldraad aan een blad wordt vastgemaakt en daarmee in de herfst op de grond valt; soms wordt een gordelpop aan een stam of muur vastgehecht.
Grazige ruigte
Snelgroeiende, hoog opschietende vegetatie van overjarige kruiden (zoals zuring en distels) en grasachtige planten (zoals riet) op vochtige voedselrijke grond; vaak veroorzaakt door ophoping van organisch materiaal ten gevolge van menselijke invloed.
Grienden
Struikvegetaties van smalbladige wilgensoorten (of soms essen), die frequent gekapt worden voor de oogst van wilgentakken en -tenen (tegenwoordig vaak enkel voor behoud van dit landschap); op natte, soms overstroomde gronden langs rivieren.
Habitat
Natuurlijke leefomgeving.
Habitatrichtlijn
Richtlijn van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke soorten en natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten.
Haemolymfe
Bloedvloeistof die verse vlinders in hun vleugels pompen totdat deze hun functionele grootte hebben bereikt.
Hakhout
Vegetatietype met bomen en stuiken, dat door een frequente kapcyclus (minstens om de 10 à 15 jaar) nooit het stadium van opgaand bos bereikt.
(Hals)kraag
Zie patagia.
Halvemaanvormige vlek
Hibernaculum
Holte of spinsel waarin de rups overwintert.
Honingdauw
Zoete kleverige stof rijk aan suikers die wordt uitgescheiden door bladluizen.
Hoogveen
Bodemsoort ontstaan uit onder water verteerde planten, waarvan de oppervlakte boven het omringende water ligt.
Hooilanden
Graslanden die gebruikt worden voor het winnen van hooi.
Houtwal
Lijnvormige bos- of struikvegetatie als begrenzing langs wegen of tussen cultuurgronden.
Imago
Het volwassen stadium in de ontwikkeling van een insect.
Inheemse soort
Een soort die in Nederland zijn natuurlijke leefgebied heeft en zich hier voortplant.
Jonge opslag
Het spontaan uitspruiten van jonge scheuten uit de wortels of aan de voet van de stam, soms ook na terugsnoeien of afhakken; ook spontane vestiging van jonge bomen in open terreinen (bijvoorbeeld dennen of berken op heiden).
Kalkgraslanden
Kruidenrijke graslanden met een gevarieerde structuur op vooral droge, kalkrijke bodem.
Kannibalistisch gedrag
Gedrag waarbij sommige rupsen elkaar opeten als er te weinig voedselaanbod is of als ze in gevangenschap leven; enkele soorten eten ook soortgenoten of rupsen van andere soorten als er wel voldoende voedselaanbod is.
Kloppen
Een techniek om rupsen te zoeken; door aan een tak van een boom te schudden en daar een omgekeerde paraplu of laken onder te houden, kunnen allerlei insecten, waaronder rupsen, verzameld worden.
Kraag
Zie patagia.
Kwelders
Buitendijkse gebieden die niet dagelijks door zeewater overstroomd worden en bijzonder voedselrijk zijn.
Laagveen
Bodemsoort ontstaan uit onder water verteerde planten, waarvan de oppervlakte nauwelijks boven het omringende water ligt.
Lateraal
Aan de zijkant van het lichaam.
Lepidoptera
Wetenschappelijke naam voor de vlinders als taxonomische categorie (zie ook taxonomie).
Losse cocon
Allerlei vormen dunne en broze cocons, soms alleen maar een licht spinsel.
Macro-nachtvlinders
Groep van nachtvlinders waarbinnen een aantal nauwverwante geslachten wordt verenigd (zie ook taxonomie).
Malaiseval
Vangtent voor het zonder lokmiddelen verzamelen van insecten.
Melanisme
Donker uiterlijk door een overmaat aan pigment (= melanine).
Metamorfose
Veranderingsproces of gedaanteverwisseling.
Micro-nachtvlinders
Groep van nachtvlinders waarbinnen een aantal nauwverwante geslachten wordt verenigd (zie ook taxonomie).
Middelste dwarslijn
Middenband
De Middenband is een in kleur afwijkende band over het midden van de vleugel. Zie ook Morfologie nachtvlinders.
Middenschaduw
Middenstip
Middenveld
Veld over het midden van de vleugel, ligt meestal tussen de dwarslijnen. Zie Morfologie nachtvlinders.
Middenvlek
Moeras
Begroeide, natte, drassige gebieden zonder goede afwatering.
Monofaag
Monofaag betekent dat de rups is gebonden aan één specifieke waardplant.
Morfologie
Morfologie is de leer van de vorm en uitwendige bouw van organismen.
Moordrups
Rups die soortgenoten of rupsen van andere soorten eet.
Naschuivers
Zie de pagina over de anatomie van de rups.
Niervlek
Oligofaag
Oligofaag betekent dat de rups is gebonden aan één plantenfamilie.
Onderfamilie
Groep van geslachten binnen een familie die op grond van een relatief sterke verwantschap tot een aparte groep daarbinnen worden gerekend (zie ook taxonomie).
Ondersoort
Groep van organismen binnen een soort die op grond van een relatief sterke verwantschap tot een aparte groep daarbinnen worden gerekend (zie ook taxonomie).
Palpen
Tastzintuigen die zich aan weerskanten van de roltong bevinden, zie ook de pagina over anatomie van de vlinder.
Partiële generatie
Kleine, onvolledige generatie.
Patagia (enkelvoud patagium)
Twee aaneengesloten platen voorop het borststuk die samen een ‘kraag’ vormen. Soms speelt de kleur van de patagia een belangrijke rol bij determinatie.
Pijlvlekken
Polyfaag
Polyfaag betekent dat de rups van veel verschillende soorten waardplanten leeft.
Prepupa
Voorstadium van de pop, waarin zich nog de volgroeide rups bevindt.
Primitief
Op evolutionaire schaal minder ver ontwikkeld.
Prioritaire soort
Een vanwege de Habitatrichtlijn beschermde soort waarvoor extra beschermingsinspanningen vereist zijn.
Rietland
Hoogopgaande vegetatie van voornamelijk riet, andere grasachtige planten en hoogopgaande kruiden, die minstens een deel van het jaar met de voet in het water van voedselrijke moerassen of oevers van rivieren of beken staan.
Ringvlek
Ronde vlek in het midden van de voorvleugel. Zie ook Morfologie nachtvlinders.
Rode Lijst
Een lijst met soorten die door hun zeldzaamheid en achteruitgang bedreigd worden in hun voortbestaan; met verschillende categorieën wordt aangegeven in welke mate de soorten bedreigd worden.
Rudimentair
Niet of nauwelijks ontwikkeld.
Ruderaal terrein
Voedselrijke, verstoorde terreinen, waarvan het bodemoppervlak meestal is veranderd door menselijk ingrijpen en niet verder onderhouden wordt, waardoor zich vervolgens een hoogopgaande vegetatie van kruidachtige planten en struiken ontwikkelt.
Ruige graslanden
Hoog opschietende, ongelijke graslandvegetaties met veel overjarige kruiden; vaak op drassige grond.
Schermbloemigen
Bloeiwijze die bestaat uit veel kleine bloempjes waarvan de steeltjes samenkomen in één punt en zo een ‘scherm’ vormen (bijvoorbeeld fluitenkruid).
Schijnpoten of neppoten
Onontwikkelde poten aan het achterlijf van de rups, zie ook de pagina over anatomie van de rups.
Schorren
Buitendijkse gebieden die enkele malen per jaar door zeewater overstroomd worden; begroeid met kruiden en grassen.
Schouder(deksels)
Zie de pagina over de anatomie van de vlinder, en zie ook tegulae.
Schrale graslanden
Meestal weinig gebruikte, laagblijvende en kruidenrijke graslanden met een open structuur op voedselarme zure bodem.
Schubben
De poederachtige bedekking van een vlindervleugel, die bestaat uit zeer kleine dunne chitine-plaatjes; dit is uniek voor de orde van de vlinders (Lepidoptera: lepis=schub, pteron=vleugel). Zie ook de pagina over anatomie van de vlinder, en detailfoto’s van vlinders.
Segment
Een onderdeel van een rupsenlijf, zie anatomie van de rups.
Sinusbeheer
Een speciale manier van het toepassen van gefaseerd maaibeheer. Zie ook de pagina over sinusbeheer.
Slikken
Buitendijkse gebieden die dagelijks door zeewater overstroomd worden en bijzonder voedselrijk zijn; bij hoogwater staan ze helemaal onder water en bij laagwater vallen ze droog.
Smeer
Zoet smeersel (meestal stroop) vermengd met alcohol om vlinders te lokken. Zie ook de pagina over Nachtvlinders zoeken.
Solitair
Afzonderlijk, alleen levend (in plaats van in een groep).
Spiracula
Ademhalingsopeningen op de zijkant van het lichaam van een rups. Zie ook de pagina over anatomie van de rups.
Strooisellaag
Deel van de bodem waarin bladeren en naalden nog herkenbaar te vinden zijn; hier zijn verteringsprocessen van het organisch materiaal gaande.
Struwelen
Gesloten, houtige begroeiingen met struiken; ook hagen en andere lage groepjes bomen worden gerekend onder struwelen.
Subdorsaal
Het vlak halverwege tussen de rugzijde en lateraal (zijdelings).
Submarginale band
Band in het zoomveld.
Tapvlek
Taxonomie
Studie van de onderlinge verwantschap van organismen, op grond waarvan de vlinders een zogenoemde orde vormen; deze orde wordt verder onderverdeeld in achtereenvolgens families (Nocuidae), onderfamilies (Noctuinae), geslachten (Agrotis) en soorten (A. segetum); soms worden soorten nog weer onderverdeeld in ondersoorten.
Tegulae (enkelvoud tegula)
Gepaarde schildvormige platen (‘schouderdeksels’) op het borststuk halfzijdelings achter de patagia (halskraag) – vaak in een pluimpje eindigend – die de basis van de voorvleugels bedekken. Soms bevindt zich op de tegulae een kenmerkende tekening of kleur die bij determinatie van belang is.
Trekvlinder
Een soort die in principe ieder vliegseizoen vanuit het oorspronkelijke leefgebied, bijvoorbeeld Zuid-Europa, via gerichte verplaatsing naar Nederland toe kan komen, maar hier doorgaans niet kan overwinteren.
Uilvlekken
Verzamelnaam voor de drie typische vlekken op de voorvleugel van een uil, zie ook Morfologie nachtvlinders.
Valven
De kleppen van het mannelijk geslachtsorgaan.
Ventraal
Aan de buikzijde.
Ventraal spoor
Stekel aan de buikzijde (onderdeel van het mannelijk geslachtsorgaan).
Vleugelpunt
Vleugelwortel
Vleugelzoom
Voorrand
Voorvleugel
Voorvleugellengte
De afstand tussen de vleugelpunt en het punt waar de vleugel verbonden is met het borststuk, zie Morfologie nachtvlinders.
Waardplant
Voedselplant van de rups.
Windsingels
Een natuurlijke barrière van aaneengesloten bomen of struiken, vaak langs landbouwgronden.
Wortelstreep
Wortelveld
Wijntouw
Een in rode wijn met suiker gedrenkt touw, dat in een boom wordt gehangen om nachtvlinders te lokken.
Zoom
Zoomveld
Zwerfgedrag
Het zich ongericht over grotere afstand verplaatsen van vlinders, waardoor ze soms ver buiten hun habitat of leefgebied terecht komen.
Zwerver
Een soort die onregelmatig in een gebied wordt waargenomen, als gevolg van zwerfgedrag vanuit verafgelegen leefgebieden (zie ook trekvlinder).