De familie van de spanners heeft in totaal meer dan 23.000 beschreven soorten, die wereldwijd verspreid voorkomen. De ongeveer 300 soorten nachtvlinders van deze familie die in Nederland voorkomen zijn zeer ongelijkmatig verdeeld over zes onderfamilies. 

Familiekenmerken

De spanners vormen een gevarieerde groep, maar vrijwel alle soorten hebben brede, min of meer driehoekige voorvleugels en een tenger lichaam. Ze kunnen hierdoor met weinig energieverbruik vliegen, maar hun vlucht is niet krachtig en snel. Spanners zijn gemakkelijk van dagvlinders te onderscheiden, doordat de antennen geen knotsvormig uiteinde hebben; bij de mannetjes zijn ze vaak geveerd of gekamd, bij de vrouwtjes draadvormig. 

Veel soorten vliegen in de avondschemering en worden daardoor relatief weinig in lichtvallen gevangen. Een goede manier om ze te vinden, is het kloppen van takken en het opjagen uit de vegetatie, waarbij ze dan met een net gevangen kunnen worden. Andere soorten komen wel goed op licht af, hoewel vaak pas laat in de nacht. Er zijn enkele soorten spanners die overdag vliegen. 

Hoewel veel spanners een functionele roltong hebben en vocht kunnen opnemen, worden ze relatief weinig aangetroffen op bloemen en smeer. Dit komt waarschijnlijk doordat ze, vanwege hun lage energieverbruik, maar weinig voedsel hoeven op te nemen. 

De vrouwtjes van een aantal soorten zijn vleugelloos of hebben sterk gereduceerde vleugels. Zij zoeken lopend naar een geschikte plek voor de ei-afzetting. Dit kost minder energie dan vliegen, waardoor ze in staat zijn in winternachten bij temperaturen rond het vriespunt toch actief te blijven. Een goede methode om deze vrouwtjes te vinden is om in het donker met een zaklantaarn boomstammen af te zoeken. 

Kenmerken

De kenmerken zijn terug te vinden in de Veldgids Nachtvlinders.

Klik hieronder op de afbeeldingen om ze groter te bekijken.

Levenscyclus

Spannerrupsen zijn gemakkelijk van andere rupsen te onderscheiden, doordat het achterlijf slechts twee paar schijnpoten bezit: één paar naschuivers aan het uiteinde en één paar buikpoten op korte afstand daarvoor. Het middendeel van het lichaam heeft geen poten en wordt bij het voortbewegen steeds in een boog omhoog gespannen, waarbij het achtereind van het lichaam tot bij de voorste pootparen wordt getrokken. De Nederlandse naam voor de familie van de spanners is afgeleid van deze manier van voortbewegen. Vroeger werden de spanners ook wel meters genoemd (Geometridae betekent landmeters). 

In rusthouding lijken de rupsen soms net een takje, waardoor ze nauwelijks opvallen. Als spannerrupsen verstoord worden, laten ze zich vaak razendsnel aan een zijden draad naar beneden zakken. Later klauteren ze dan via dit draad of langs de waardplant weer omhoog. Jonge rupsen laten zich met behulp van deze draden op de wind wegvoeren. 

De meeste soorten eten van de bladeren van de waardplant, maar er komen ook soorten voor die alleen op of in zaden of bloemen leven. Net als de vlinders lijken ook de rupsen van veel soorten spanners heel sterk op elkaar. 

Sommige soorten verpoppen zich in een cocon, die aan de waardplant wordt vastgehecht en verlaten nooit de boomkruin, maar de meeste soorten verpoppen zich in de grond of in de strooisellaag. Soorten uit het geslacht Cyclophora bevestigen de pop met een draad aan een blad en vallen in de herfst met dat blad op de grond, deze popvorm wordt gordelpop genoemd. 

Determinatiegidsen

Wim Veraghtert van Natuurpunt.be heeft voor de moeilijke groepen nachtvlinders determinatiegidsen geschreven. Deze zijn zeer behulpzaam, neem ze er bij lastige soorten vooral bij. De moeilijkste groep binnen de spanners is ongetwijfeld de groep van de dwergspanners, en dan vooral de Eupithecia soorten.  Bekijk de Determinatiegids dwergspanners.

Voor de geelschouderspanner, geelblad, iepentakvlinder, essenspanner en gehakkelde spanner hebben we de Ennomos-zoekkaart.