Witjes komen over de hele wereld verspreid voor. Wereldwijd zijn ruim 1160 soorten bekend, in Europa zijn vijftig en in Nederland veertien soorten vastgesteld. Deze soorten zijn verdeeld in drie onderfamilies:

  • 6 soorten echte witjes (Pierinae)
  • 2 soorten boswitjes (Dismorphiinae)
  • 6 soorten luzernevlinders (Coliadinae)

Witjes/Pieridae

Familiekenmerken

Vlinders uit de familie van de witjes zijn overwegend wit of geel gekleurd. Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is vaak vrij gemakkelijk aan de tekening op de vleugels te bepalen. De vleugelschubben bevatten pterine, dat niet alleen een kleurpigment is, maar ook dient als vraat-werende stof. Witjes zijn daardoor niet erg geliefd bij vogels. 

Witjes bezoeken graag bloemen en vliegen in twee of meer generaties per jaar. Sommige soorten kunnen grote afstanden afleggen en vooral het groot koolwitje wordt geregeld in grote groepen trekkend waargenomen. 

Met name de koolwitjes zijn lastig om uit elkaar te houden. Op deze pagina zetten we de belangrijkste kenmerken op een rij. 

Levenscyclus

De eitjes zijn langwerpig en bedekt met een netvormige structuur. 

De rupsen uit deze familie zijn doorgaans groen, maar soms ook opvallend gekleurd. Ze zijn bedekt met korte haartjes. Vrijwel alle soorten leven op kruisbloemigen of vlinderbloemigen. 

Twee soorten, die veel voorkomen en sterk op elkaar lijken, zijn de rups van het klein koolwitje (Pieris rapae) en die van het klein geaderd witje (Pieris napi). De rups van het klein koolwitje heeft een gele rugstreep, die van het klein geaderd witje niet. 

Witjes maken een gordelpop; de zijden draad ligt rondom het eerste segment van het achterlijf. De rupsen hebben per soort een verschillende leefwijze, maar alle soorten overwinteren in het popstadium. 

Oranjetipje (Anthocharis cardamines), kweek, lengte 22,3 mm.
Foto: Bert van Rijsewijk

De soorten in deze familie