De rupsen van de soort aurelia kunnen allerlei vormen hebben en zijn vaak bedekt met korte stekels. 

De rups van de gehakkelde aurelia leeft solitair op planten en bomen zoals de grote brandnetel, hop, de iep, wilg en hazelaar. 

Deze rups is niet met andere te verwarren. Oudere rupsen hebben veel witte tekening, ze bootsen hiermee vogelpoep na. Verder hebben ze twee korte doorns op de bovenzijde van de kop. Het landkaartje heeft deze doorns ook, maar daarbij zijn ze veel langer.

Soms is zelfs bij de jongste rupsen de lichte tekening al goed te zien. 

De rupsen van het landkaartje leven in groepen op grote brandnetels. 

Grotere rupsen zijn niet met andere soorten te verwarren door de twee kopdoorns. 

Een tweede belangrijk kenmerk is dat de doorns bij het landkaartje sterk vertakt en relatief kort zijn. Dit is al bij de jongste rupsen te zien. Bij de rups van de dagpauwoog, die qua kleur op die van het landkaartje kan lijken (zie verderop), zijn de doorns lang en onvertakt (alleen zwarte haren). 

Bij de jongste rupsen zijn de doorns nog vrijwel onzichtbaar. De kleur van de rupsen kan variëren van vrijwel volledig zwart tot zwart met lichtbruin. 

De rupsen van de dagpauwoog leven in grote groepen op grote brandnetels en soms ook op hop. 

De twee kopdoorns ontbreken (het landkaartje heeft die wél). De haren op de kop zijn niet opvallend lang en op relatief duidelijke wratten geplaatst (vergelijk distelvlinder). 

De rupsen zijn zwart gekleurd met witte stippen. De tekening van witte stippen verdicht zich op de bovenzijde niet tot een dubbele lengtestreep (vergelijk met kleine vos en distelvlinder). 

Een ander goed kenmerk zijn de opvallend oranje buikpoten. 

De jongste rupsen zijn vaak bruinig van kleur. 

De rupsen van de Kleine vos leven in groepen op grote brandnetels. 

Ook de rupsen van de kleine vos hebben niet de twee kopdoorns, die het landkaartje wel heeft. De haren op de kop zijn niet opvallend lang en op relatief duidelijke wratten geplaatst (vergelijk met distelvlinder). 

De doorns zijn middellang en vertakt (vergelijk met landkaartje en dagpauwoog). 

De stippentekening verdicht zich (net als bij distelvlinder) vrijwel altijd tot een dubbele lengtestreep op de bovenzijde (vergelijk met dagpauwoog en atalanta). Vaak zijn de lengtestrepen kenmerkend. 

De rupsen hebben een zijstreep onder en boven de stigmata. Deze ontbreekt bij de dagpauwoog. 

Soms komen ook volledig zwarte rupsen voor.

Bij deze rupsen is de lengtestreep niet duidelijk. In dat geval zijn de vertakte doorns en zijstreep de kenmerken om de kleine vos van de dagpauwoog te onderscheiden. 

De Atalanta rupsen leven solitair tussen samengesponnen bladeren van de grote brandnetel. 

Bij deze rupsen ontbreken wederom de twee kopdoorns ontbreken. De haren op de kop zijn relatief kort en op duidelijke wratten geplaatst (vergelijk distelvlinder). 

De rups is relatief dik; de rups van de distelvlinder is bijvoorbeeld slanker. De rups heeft een enkele of dubbele zijstreep (vergelijk distelvlinder en kleine vos) De streep onder de stigmata is vaak relatief breed. 

De doorns zijn middellang en vertakt (vergelijk dagpauwoog en landkaartje). 
De stippen op de bovenzijde verdichten zich niet tot een dubbele lengtestreep (vergelijk kleine vos en distelvlinder). De stippentekening is vaak, maar niet altijd, veel dichter dan bij de overige soorten. 

De jonge rups is vaak kenmerkend bruinig gekleurd. Bij jongere rupsen is de zijstreep vaak onderbroken of afwezig.  

De oudere rups kan heel verschillend van kleur zijn, variërend van bijna zwart tot geel: 

De rupsen van de distelvlinder leven solitair in losse spinsels op de grote brandnetel en allerlei andere waardplanten, waaronder distels, kaasjeskruidsoorten, bijvoet, bernagie, gewone smeerwortel, slangenkruid, etc. 

De twee kopdoorns ontbreken (vergelijk landkaartje). De haren op de kop zijn relatief lang (vergelijk atalanta en kleine vos). 

De doorns zijn middellang en vertakt (vergelijk dagpauwoog en landkaartje). De stippen op de bovenzijde verdichten zich tot een dubbele lengtestreep (vergelijk atalanta). De rups is relatief slank, de rups van de atalanta is dikker. 

Sommige rupsen hebben een bruine kop. 
Alleen rupsen op de grote brandnetel zijn met de andere aureliasoorten te verwarren. 

De rups heeft een enkele of dubbele zijstreep. De streep onder de stigmata is vaak relatief smal (vergelijk atalanta). De zijstreep kan lijken op die van de kleine vos. De zijstreep kan onderbroken of afwezig zijn bij jongere rupsen. 

De volgroeide rups kan heel verschillende kleuren hebben. De basis van de doorns is vaak roze of rozerood. 

Jonge rupsen hebben vaak op drie plekken op de bovenzijde gele stekels, die scherp afsteken tegen de andere stekels. Dit komt bij de overige soorten alleen af en toe bij atalanta voor.