De sterke achteruitgang van insecten is evident, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Vlinders zijn een kleurrijke, populaire en gemakkelijk te herkennen groep onder de insecten. Iedereen in Europa kan helpen om veranderingen bij te houden en en zo bij te dragen aan de bescherming ervan. De Vlinderstichting is daarom in veel Europese landen de samenwerking aangegaan.
Tegenwoordig hebben veel landen in Noord- en West-Europa een nationaal vlindermonitoringsysteem dat dezelfde regels volgt; het verzamelen van gegevens gedurende het hele vlinderseizoen, onder goede weersomstandigheden. In 2014 is het European Butterfly Monitoring Scheme (eBMS) in het leven geroepen om alle gegevens op landniveau samen te voegen in een centrale database. Zo kunnen we vlinderanalyses op Europees niveau doen.
Meer landen betrekken
Veel belangrijke landen vallen echter nog steeds niet onder het eBMS, waaronder een aantal uit het oosten en zuiden van Europa. Daarom werd eind 2018 een nieuw project gestart om gegevens van alle bestaande vlindermonitoringssystemen te verzamelen en nieuwe te starten in alle landen. Het project heet ABLE (Assessing Butterflies in Europe). Het wordt voor twee jaar gefinancierd door de Europese Commissie om nieuwe vlinderindicatoren op te kunnen stellen en om de methoden voor gegevensverzameling te verbeteren.
Eerste resultaten
Na nog maar één jaar heeft het ABLE-project al ongelooflijke resultaten; verschillende landen hebben een meetnet opgezet en zijn begonnen met het tellen van vlinders op dezelfde gestandaardiseerde manier. Burgers en overheden worden aangemoedigd om mee te doen. In de loop van 2019 konden Portugal, Italië, Oostenrijk en Cyprus hun eigen vlindermeetnet opstarten. ABLE heeft ook contact gelegd met landen die al wat vlindermonitoring deden, zoals Hongarije en Tsjechië, om hun gegevens te delen met het eBMS. We hopen nu dat andere landen zich bij deze groeiende pan-Europese regeling zullen aansluiten.
Meer lezen over Europese vlinderbescherming
De geschiedenis van Europese vlinderbescherming
Het eerste gestandaardiseerde meetnet voor vlinders ging in 1976 van start in het Verenigd Koninkrijk. Proeven met het tellen van vlinders langs een vaste route of transect waren het jaar daarvoor met succes afgerond in Monks Wood National Nature Reserve, en de methode werd uitgerold over ongeveer veertig reservaten. Dit breidde zich snel uit omdat het zeer populair bleek te zijn bij vrijwilligers. Nu worden meer dan 1.500 locaties in het hele Verenigd Koninkrijk jaarlijks geteld.
Duizenden vlinderroutes
Veel andere landen zijn sindsdien ook begonnen met het tellen van de vlinders volgens deze gestandaardiseerde methode. Nederland en andere West-Europese landen zijn vanaf de jaren negentig begonnen met hun meetnetten en nu zijn er meer dan 7000 vlinderroutes waar elk jaar vlindertellingen worden gedaan. Deze enorme hoeveelheid informatie die voornamelijk door vrijwilligers wordt verzameld, wordt nu gebruikt om inzicht te krijgen in de trends in de vlinderpopulaties in heel Europa en om factoren als de intensivering van het landgebruik en de klimaatverandering te helpen monitoren.
Meer weten? Neem contact op met BCE