Het Doldersummerveld en Wapserveld zijn vochtige heidegebieden binnen het nationaal park het Drents-Friese Wold. Het heideveld is over het algemeen vochtig, doordat er keileem in de ondergrond zit. Het terrein wordt begraasd door Schotse Hooglanders en schapen die ervoor zorgen dat de heide instant blijft. In 2010 is het Doldersummerveld door De Vlinderstichting uitgeroepen tot vlinderreservaat.
In het veld zijn veel bijzondere plantensoorten aanwezig, waaronder de gevlekte orchis en beenbreek. Verder is het gebied rijk aan reptielen en is er kans op het zien van de adder en de levendbarende hagedis. Het terrein is zo bijzonder op het gebied van vlinders doordat het gentiaanblauwtje hier voorkomt. Als je zin hebt in een lange wandeling, dan is een uitbreiding langs de Vledder Aa zeker de moeite waard.
In het Buitencentrum Drents-Friese Wold in Terwisscha kan men naast informatie over de natuurlijke rijkdom van het park en de recreatieve mogelijkheden, ook ervaringen opdoen met zintuigen, dus ruiken, horen, zien zoals ook in het park zelf te beleven valt. Verder zijn er recreatieve routes, een familiepad van ca 2 km (geschikt voor iedereen, ook met rolstoel of buggy), horeca en speelmogelijkheden voor kinderen.
Zeldzame vlinders in dit gebied

De kommavlinder is de laatste jaren sterk achteruitgegaan in aantal en is nog op maar een aantal plaatsen in Nederland te vinden. Deze vlinder geeft de voorkeur aan droge, schrale graslanden, duinen en heidegebieden. De naam heeft betrekking op de kommavormige streep op de voorvleugels van het mannetje.
Foto: Kars Veling
Het gentiaanblauwtje geeft de voorkeur aan laaggelegen natte heiden en vochtige graslanden. Het zet zijn eitjes af op bloemen en kelkbladeren van de klokjesgentiaan. De soort is de laatste jaren sterk in aantal achteruitgegaan.

Foto: Henk Bosma

De bruine vuurvlinder is uit het westen en uit het zuiden aan het verdwijnen en komt nu alleen nog voor op de Veluwe en in het noordoosten. De bruine vuurvlinder is daar te vinden in graslanden, hoogvenen, veenheiden en bermen.
Foto: Henk Bosma
Bijzondere libellen in dit gebied
In deze heidegebieden is het goed libellen kijken ondanks het feit dat er geen heel zeldzame soorten te vinden zijn. Met name het voorjaar is hiervoor een zeer geschikte tijd. Een van de leukste libellenfamilies zijn de witsnuitlibellen. In dit gebied komen twee soorten witsnuitlibellen voor, de venwitsnuitlibel en de noordse witsnuitlibel. Beide soorten vliegen met name in het voorjaar en zijn bij vennen aan te treffen. Het vergt een geoefend oog om de twee uit elkaar te houden maar de familie van de witsnuiten zelf is gemakkelijk te herkennen aan het helderwitte gezicht.

Noordse witsnuitlibel (Foto: Henk Bosma)

Venwitsnuitlibel (Foto: Sjors Gitmans)
De volgende drie soorten rode heidelibellen vliegen allemaal op de heide van het Nationaal Park. De bloedrode heidelibel is de enige met helemaal zwarte poten, bij de twee anderen loopt er een gele streep overheen. Voor het onderscheid tussen de bruinrode en steenrode heidelibel moet je naar de kop kijken: loopt er vanaf het oog een streep naar beneden dan heb je te maken met een steenrode heidelibel. Is dat niet zo, dan is het een bruinrode heidelibel. Maar dit is heel erg moeilijk te zien en zelfs ervaren libellenonderzoekers vergissen zich nog wel eens.

Bloedrode heidelibel
(Foto: Marian Schut)

Steenrode heidelibel
(Foto: Herman Keijer)

Bruinrode heidelibel
(Foto: Kars Veling)