Recent zijn de resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar kruidenrijk grasland. De conclusie is dat productief kruidenrijk grasland een betere basis vormt voor het behoud van bovengrondse biodiversiteit in het agrarisch gebied dan blijvend grasland, maar geen alternatief is voor extensief kruidenrijk grasland. Voor behoud van biodiversiteit is extensief kruidenrijk grasland onmisbaar.
De resultaten van onderzoek naar de meerwaarde van productief en extensief kruidenrijk graslandwerden op donderdag 25 januari aan ruim 150 aanwezigen gepresenteerd tijdens het symposium ‘Kruidenrijk grasland – Betekenis voor productie, bodem en biodiversiteit’ in Velp. De biodiversiteit in het landelijk gebied is de afgelopen decennia afgenomen en van kruidenrijk grasland wordt verwacht dat het een bijdrage kan leveren dit tij te keren. Daarbij bestaan verschillende vormen van kruidenrijk grasland. Een belangrijk onderscheid is productief kruidenrijk grasland en extensief kruidenrijk grasland. De vraag waar boeren, beleidmakers en ketenpartijen een antwoord op zoeken is wat de meerwaarde van deze twee graslandtypen is ten opzichte van blijvend grasland (regulier grasland) voor productie, bodem en biodiversiteit.
Integraal onderzoek
Om die vraag te beantwoorden deden het Louis Bolk Instituut, Wageningen Environmental Research, Wageningen Plant Research en De Vlinderstichting samen onderzoek. In 2021 en 2022 voerden ze het onderzoek uit om te achterhalen hoe beide typen kruidenrijk grasland zich tot elkaar en tot regulier blijvend grasland verhouden. De onderzochte percelen blijvend grasland bestonden grotendeels uit Engels raaigras, met zeven maai- en weidesnedes en bemesting met drijfmest en kunstmest. De productief kruidenrijke graslanden hadden een groot aandeel ingezaaide klavers en kruiden, en eveneens een hoge landgebruiksintensiteit met zes snedes en bemesting met drijfmest en kunstmest, de mestgift was lager dan op blijvend grasland. De extensief kruidenrijke graslanden hadden een natuurlijke botanische samenstelling, geen of een lage mestgift en twee snedes. De onderzoekers keken naar productie, voederwaarde, bodemkwaliteit en bovengrondse (flora, insecten & vogels) en ondergrondse biodiversiteit. De onderzochte percelen lagen op twaalf locaties met ieder graslandtype. De 36 percelen lagen op zandgrond in de Achterhoek.