Beekoeverlibel

Orthetrum coerulescens

Vliegtijd & gedrag

Beekoeverlibel

Verspreiding in Nederland

Beekoeverlibel

Trends

Levenscyclus

Beekoeverlibel

De ei-ontwikkeling verloopt in vijf tot zes weken. De larven overwinteren meestal twee keer. Uitsluipen gebeurt van eind mei tot begin augustus, met een piek in juli. Larvenhuidjes zijn op maximaal op enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie te vinden. De eieren meten 0,50 x 0,35 mm en zijn oranjebruin.

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 36-45 mm. Kleinste oeverlibel. Achterlijf smaller dan bij gewone oeverlibel en zuidelijke oeverlibel. Pterostigma’s okergeel tot lichtbruin. Ogen blauwgrijs. Borststuk aan bovenzijde (meestal) bruin met twee duidelijk afgetekende lichte schouderstrepen. Mannetje: uitgekleurde mannetjes krijgen een geheel blauw berijpt achterlijf, (vrijwel) zonder zwarte punt. Het borststuk blijft meestal donkerbruin met lichte schouderstrepen, maar sommige mannetjes krijgen in meer of mindere mate blauwe berijping op het borststuk, waardoor de schouderstrepen vervagen. Het gezicht is bruin. Jonge (niet uitgekleurde) mannetjes lijken op vrouwtjes. Vrouwtje: achterlijf okerkleurig tot bruin, met een dunne zwarte lengtestreep over het midden. Deze lengtestreep wordt gekruist door kleine dwarsstreepjes, die zich nabij de achterrand van de achterlijfssegmenten bevinden. Soms zijn deze dwarsstreepjes echter gereduceerd tot stippenparen die niet met de middenstreep verbonden zijn.

Gelijkende soorten

Gewone oeverlibel en zuidelijke oeverlibel. De gewone oeverlibel is groter en breder gebouwd; het achterlijf is meer pijlvormig. Uitgekleurde mannetjes gewone oeverlibel zijn herkenbaar aan een uitgebreide hoeveelheid zwart aan de achterlijfspunt, een bruin borststuk zonder lichte schouderstrepen en zwarte pterostigma’s. Vrouwtjes en jonge mannetjes gewone oeverlibel hebben een geel achterlijf met twee dikke zwarte lengtestrepen, in plaats van een dunne middenstreep. Zuidelijke oeverlibellen kunnen erg op beekoeverlibellen lijken. Ze zijn iets groter en breder gebouwd, ze hebben roodbruine tot lichtbruine pterostigma’s (okergeel bij de beekoeverlibel) en het gezicht is wittig blauw (bruin bij beekoeverlibel). Beide geslachten zuidelijke oeverlibel missen de opvallende lichte schouderstrepen, maar bij mannetjes beekoeverlibel met uitzonderlijk veel blauwe berijping op het borststuk kunnen deze strepen ook onzichtbaar zijn. Dergelijke mannetjes zijn dan alleen nog van zuidelijke oeverlibel te onderscheiden door de kleur van het gezicht, de pterostigma’s en de vorm van het achterlijf. De meeste mannetjes beekoeverlibel hebben echter minder of zelfs geen blauwe berijping op het borststuk. Vrouwtjes en jonge mannetjes zuidelijke oeverlibel zijn verder nog van beekoeverlibel te onderscheiden doordat de stipjes bovenop de achterlijfssegmenten meestal (maar niet altijd!) los staan van de middenstreep, waardoor ze losse stippenparen in plaats van dwarsstreepjes vormen. Verder zijn er detailverschillen in de vleugeladering en genitaliën.

Uiterlijk van de larve

Lengte 16-20 mm. Kleine slanke korenbout met een korte middelste achterlijf aanhangsel (epiproct), onopvallende rugdoornen op de segmenten 4 t/m 6. Ook heeft het vaak zijdoornen op segment 8 en 9. De larvenhuidjes zijn variabel van kleur maar ook vaak aangekoekt met modder en gronddeeltjes, waardoor details soms lastig te zien zijn.

Verwarring met andere larven

De beek oeverlibel lijkt het meest op de zuidelijke oeverlibel die echter slecht ontwikkelde of geen beharing heeft op de onderzijde van de segmenten 4 tot 6. Ook zijn de cerci en epiproct donkerder van kleur. Verder is er ook verwarring mogelijk met de gewone oeverlibel deze is doorgaans groter en heeft een grotere epiproct.

Foto's

Verspreiding

Vliegtijd en gedrag

Eind mei tot half september. Vliegpiek in juli en augustus. Jonge beekoeverlibellen vliegen weg van het water en zijn soms in groten getale aan te treffen op heidevelden en andere beschutte plaatsen. Geslachtsrijpe mannetjes verdedigen een ‘territorium’ aan de waterkant, door vanaf een zitplaats in de vegetatie korte inspectievluchten te maken. Andere mannetjes worden hierbij verjaagd. Na de paring zet het vrouwtje los van het mannetje de eitjes af, door in vlucht de punt van het achterlijf in het water te dippen. Het mannetje blijft daarbij vlak bij haar vliegen, om andere mannetjes op een afstandje te houden.

Mobiliteit

Mobiele soort, die nieuwe geschikte habitats snel weet te bereiken.

In Nederland

Ja

Regionaal

Limburg, oostelijk Noord-Brabant, de Achterhoek, Twente, Salland en de Veluwe.

Europa

Zuid- en Midden-Europa, Zuid-Scandinavië en de Britse Eilanden. Zeer algemeen in het Middellandse Zeegebied.

Mondiaal

De beekoeverlibel komt voor tot in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, maar dit betreft een andere ondersoort (anceps), die ook lokaal in Zuid-Europa voorkomt.

Habitat

Beekjes, sloten, kleine plassen en vennen, altijd gevoed door kwelwater.

Waardplant

Beek

Heideven

Kwelstroompje

Pionier

Plas

Sloot

Ven

Weidebeek

Benaming

  • Engelse naam Keeled Skimmer
  • Duitse naam Kleiner Blaupfeil
  • Franse naam Orthétrum bleuissant

Meer over de naam

Toelichting Nederlandse naam

Toelichting wetenschappelijke naam
(Gr.) orthosrecht, etrononderlichaam; duidt op de evenwijdige zijden van het achterlijf (L.) coerulescensblauwig; het woord is afgeleid van caeruleus, het bijvoeglijk naamwoord van caelum (hemel); hemelsblauw komen we ook tegen bij de niet-Nederlandse azuurglazenmaker (Aeshna caerulea) en de zuidelijke waterjuffer (Coenagrion caerulescens)

Auteursnaam en jaartal
(Fabricius, 1798)

Meer uit dezelfde familie

Doe mee aan de tuinvlindertelling

Heb je een vlinder of libel gespot? Meld het ons! Jouw waarnemingen zijn waardevol voor het behoud van deze insecten. Samen kunnen we hun populaties in kaart brengen en beschermen. Ga naar onze website en deel jouw observaties. Help mee aan het behoud van deze prachtige dieren en draag bij aan de wetenschap van de biodiversiteit.

Waarneming melden