Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Bruine korenbout
De larven overwinteren twee keer. Uitsluipen gebeurt van eind april tot begin juni. De larven leven diep ingegraven in modder en bezinksel van langzaam stromende beken, riviertjes, zwakstromende sloten en in leemplassen. De Larvenhuidjes zijn over het algemeen te vinden tot maximaal een meter hoogte in de oevervegetatie.
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 42-45 mm. Vrij breed gebouwde libel. Basis van de achtervleugels met duidelijke donkere vlek, basis van de voorvleugels met een zwart streepje. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend oranje. Uiterste toppen van de vleugels met een vaag maar kenmerkend donker vlekje, vooral duidelijk bij vrouwtjes. Mannetje: na het uitsluipen is het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt. Uitgekleurde mannetjes zien er echter heel anders uit: alle oranje delen van kop, borststuk en achterlijf worden zwart en het achterlijf krijgt daar overheen een lichte blauwe berijping. De punt van het achterlijf blijft donker. De ogen verkleuren van bruin bij jonge mannetjes naar blauwgrijs bij oudere mannetjes. De donkere vleugeltopjes zijn bij uitgekleurde mannetjes soms niet zichtbaar. Mannetjes die nog niet erg oud zijn (maar al wel blauw berijpt zijn), hebben nog opvallende oranje voorste vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt. Vrouwtje: als jonge mannetjes: grotendeels oranje met een wigvormige zwarte streep op de rug van het achterlijf. Oude vrouwtjes verkleuren naar donkerbruin en de ogen worden grijzig. Heel soms komen vrouwtjes met blauwe berijping voor, die sterk op uitgekleurde mannetjes lijken.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Platbuik, gewone oeverlibel, eventueel viervlek. Meer over gelijkende soorten: Uitgekleurde mannetjes gewone oeverlibel lijken op het eerste gezicht sterk op uitgekleurde mannetjes bruine korenbout, vanwege het blauwberijpte achterlijf met zwarte punt. Gewone oeverlibellen hebben echter geen zwarte vlekken in de vleugelbasis, geen zwarte vleugeltoppen en minder blauwe ogen. De zwarte achterlijfspunt bij mannelijke oeverlibellen is uitgebreider dan bij de bruine korenbout en vaak zijn nog gele vlekjes langs de segmentranden zichtbaar. Vrouwelijke gewone oeverlibellen hebben een gele grondkleur en een dubbele streep op het achterlijf. Platbuiken zijn na het uitsluipen eveneens grotendeels oranje en mannetjes krijgen een vergelijkbare blauwe berijping. De gele zomen langs de segmentranden van platbuik zijn bij de bruine korenbout echter afwezig. Uitgekleurde mannetjes hebben geen zwarte punt aan het achterlijf en geen blauwgrijze ogen. Vrouwtjes en jonge mannetjes missen de wigvormige zwarte streep op het achterlijf. Bovendien zijn platbuiken breder gebouwd en hebben ze geen donkere vleugeltopjes. Viervlekken hebben een vergelijkbare bouw en een vergelijkbare oranje tot bruine achterlijfskleur als vrouwtjes bruine korenbout. Het kleurpatroon in de vleugels en op het achterlijf is echter beduidend anders.
Uiterlijk van de larve
Lengte: 20 - 25 mm.breedte: 7 mmHet is een vrij grote korenbout met sterk ontwikkelde gekromde rugdoornen. Het heeft ook een rugdoorn op segment 9. De huidjes zijn weinig variabel van kleur.
Verwarring met andere larven
Lijkt op de viervlek en de platbuik. Deze soorten hebben echter geen rugdoorn op segment 9 en de overige doornen zijn kleiner. Ook is er verwarring mogelijk met de oeverlibellen echter deze hebben geen rugdoorn op segment 7.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Van eind april tot en met begin september. Vliegpiek in mei en juni. Juveniele en jagende imago’s zijn meestel op beschutte, ruige plekken te vinden, zoals open rietlanden en ruigte langs bosranden. Geslachtsrijpe mannetjes vertonen territoriaal gedrag langs de waterkant, waarbij ze korte patrouillevluchten maken vanaf een uitkijkpost aan de waterkant (bijvoorbeeld een over het water hangende rietstengel). Andere mannetjes worden verjaagd, maar bij hoge dichtheden worden ze toleranter ten opzichte van elkaar. Passerende vrouwtjes worden direct benaderd voor de paring. Eitjes worden door het vrouwtje los in het water afgezet, op de overgang van open water naar oevervegetatie. De vrouwtjes worden hierbij meestal niet door het mannetje begeleid.
Mobiliteit
De bruine korenbout staat niet bekend als zwerver.
In Nederland
Ja
Regionaal
Zwaartepunten van de verspreiding in Nederland zijn de laagveengebieden van Overijssel en Friesland, het Vechtplassengebied, het rivierengebied en kanalen op de grens van Noord-Brabant en Limburg. Verder komt de soort nog verspreid op verschillende locaties voor.
Europa
Komt in de meeste Europese landen voor, maar vaak slechts lokaal. Niet in Noorwegen, Ierland en Schotland.
Mondiaal
Oostelijk tot aan de Kaspische Zee, niet in Afrika.