Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Kempense heidelibel
Overwintering gebeurt als ei. De larven verschijnen in het voorjaar en ontwikkelen zich snel; in de zomer van hetzelfde jaar sluipen de imago’s uit. Uitsluipen gebeurt vooral in juli en augustus. De larvenhuidjes zijn meestal tot enkele decimeters boven het wateroppervlak in de oevervegetatie te vinden. De eieren zijn klein (0,5 x 0,3 mm) zonder gelomhulsel. Ze zijn eerst wit, later geel en bruin
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 29-34 mm. Poten geheel zwart. Achterlijf enigszins afgeplat (duidelijkst bij mannetjes), met aan de zijkanten een rij druppelvormige (soms driehoekige) zwarte vlekjes. Pterostigma groot en vrij licht, met zwarte randaders. De vleugels hebben vaak een opvallend gouden glans. Mannetje: achterlijf duidelijk wat afgeplat en elliptisch verbreed en dus niet knotsvormig verbreed aan het uiteinde: het breedste punt ligt iets voorbij het midden. Uitgekleurde mannetjes krijgen een achterlijf dat aan de bovenkant donker oranjerood is, terwijl de zijkanten vaal oranje blijven. De geïsoleerde zwarte druppelvlekjes steken duidelijk af tegen het vaal oranje. Jonge mannetjes zijn oranje, net als vrouwtjes. Vrouwtje: achterlijf minder afgeplat en verbreed als bij het mannetje. Achterlijf oranje, met dezelfde druppelvormige vlekjes aan de zijkanten van het achterlijf. De vorm van de hamulus (mannetjes) en legschede (vrouwtjes) kan uitsluitsel geven bij het determineren van heidelibellen. Het dier moet hiervoor echter worden gevangen en met een loep worden bekeken. Een ander detailkenmerk van de Kempense heidelibel is het opvallend dichte patroon van vleugeladertjes langs de achterranden van de vleugels.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Bloedrode heidelibel. Meer over gelijkende soorten: Verwarring komt het meest voor met de bloedrode heidelibel, omdat die soort ook geheel zwarte poten heeft, en ook vlekjes aan de zijkanten van het achterlijf. Deze vlekjes zijn bij de bloedrode heidelibel echter variabel van vorm (zelden druppelvormig) en vaak verbonden met zwarte streepjes langs de onderzijde van het achterlijf, of ze vormen een doorlopende zwarte zijstreep. Bij de Kempense heidelibel gaat het echt om geïsoleerde druppelvormige vlekjes, alleen omgeven door oranje of rood. Verder hebben mannetjes bloedrode heidelibellen niet de typische afgeplatte, elliptische vorm van het achterlijf: het achterlijf is meer rolrond met een knotsvormige verbreding aan het uiteinde. De zijkanten van het achterlijf zijn bij uitgekleurde mannetjes bloedrode heidelibel rood, in plaats van vaal oranje.
Uiterlijk van de larve
Lengte: 13 - 17 mm.Zeer kleine korenbout met sterk ontwikkelde rugdoornen, met name op segment 8. Het heeft zeer lange zijdoornen op segmenten 8 en 9.De Larvenhuidjes zijn lichtbruin en weinig variabel van kleur.
Verwarring met andere larven
Verwarring is mogelijk met de bandheidelibel die ook sterk ontwikkelde rugdoornen heeft, maar de zijdoornen op de segmenten 8 en 9 zijn bij de bandheidelibel korter.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Korte vliegtijd voor een heidelibel: half juli tot begin oktober, maar vooral in augustus. Kempense heidelibellen zijn vooral ’s ochtends actief en mijden het heetst van de dag. ’s Avonds kunnen Kempense heidelibellen rustend in grote groepen worden aangetroffen in ruige vegetatie. Net als bij andere heidelibellen zijn jonge Kempense heidelibellen in de wijde omgeving van het voortplantingswater te vinden in ruige vegetaties op beschutte plaatsen, waar ze jagen en geslachtsrijp worden. In de moerasvegetatie langs het water zoeken geslachtsrijpe mannetjes naar vrouwtjes om mee te paren. Het afzetten van de eitjes gebeurt in vlucht in tandempositie. Met een dippende beweging worden de eitjes afgezet in modder langs het water.
Mobiliteit
Vrij mobiele soort. In Nederland worden Kempense heidelibellen zelden ver van bekende populaties waargenomen maar kan nieuwe geschikte locateis op grote afstand van populaties koloniseren.
In Nederland
Ja
Regionaal
Lange tijd alleen in en rond de Kempen. Net over de grens in Vlaanderen ligt een vrij grote populatie. Een groot deel van de oudere Nederlandse waarnemingen heeft waarschijnlijk betrekking op zwervers uit deze populatie. Recent is er echter een sterke uitbreiding, in 2013 is een populatie ontdekt in de Weerribben. Deze populatie is sterk gegroeid en vanuit deze populatie zijn andere gebieden in de omgeving gekoloniseerd.
Europa
Verbrokkeld verspreidingsgebied in Centraal- en Zuidoost-Europa. Noordelijk tot in Litouwen en het noorden van Polen en Duitsland. Zeer schaars aan de noordelijke en westelijke rand van het areaal, waartoe ook Nederland en België behoren.
Mondiaal
Oostelijk tot in het oosten van Azië, met invasies tot in Japan. Niet in Afrika.