Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Plasrombout
De larven overwinteren doorgaans drie keer. Uitsluipen gebeurt van begin mei tot eind juni, met een piek in eind mei en begin juni. Larvenhuidjes meestal horizontaal en vaak nog met het achterlijf in het water, tot enkele decimeters van de waterlijn. Ze zijn ook wel te vinden verticaal tegen stenen of plantenmateriaal. De eieren zijn heel klein en ovaal van vorm. Aan het einde van het ei een kort cylindrisch verlengstuk, waarin een kleefstof zit die het ei ter plaatse vastplakt.
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 47-50 mm. Achterlijf in bovenaanzicht met een vrijwel geheel doorlopende gele lengtestreep op een zwarte achtergrond. Voor een goede determinatie is de borststuktekening belangrijk. Deze bestaat uit smalle strepen, waardoor het borststuk zeer licht oogt. Bij oudere dieren krijgt het borststuk een grijzige zweem. Zijkant borststuk: de eerste zijnaadstreep is volledig aanwezig, van de vleugelaanhechting tot aan de basis van de middenpoot. Mannetje: achterlijf overal min of meer even breed: weinig taille aan de basis en slechts een onduidelijke knotsvormige verbreding aan het einde. Vrouwtje: lijkt op mannetje, maar geheel zonder knotvormige verbreding aan het uiteinde van het achterlijf.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Andere rombouten, eventueel vrouwtjes en jonge mannetjes van de gewone oeverlibel. Meer over gelijkende soorten: De plasrombout is de enige rombout met smalle borststukstrepen en een complete eerste zijnaadstreep. De mannetjes zijn goed herkenbaar aan het ontbreken van een duidelijke knotsvormige verbreding aan het achterlijf, hoewel dit in vlucht een lastig kenmerk is (kan soms toch knotsvormig lijken). Vrouwtjes en jonge mannetje gewone oeverlibel hebben een enigszins vergelijkbare grondkleur en achterlijfstekening: twee zwarte banen met in het midden een gele baan. Bovendien zijn beide soorten vaak gelijktijdig op warme plekken zittend op de grond aan te treffen. Het achterlijf van de gewone oeverlibel is echter veel breder, de borststuktekening is anders en de ogen raken elkaar boven op de kop.
Uiterlijk van de larve
Lengte: 25-31 mm.Vrij lange rombout met een kort prementum. De labiale palp met een puntig uiteinde. Geen doornen of knobbels op de rug en geen zijdoorn op segment 6; segment 10 is vrijwel vierkant van vorm. Tibia middelste pootpaar met spoor.Weinig variabel van kleur.
Verwarring met andere larven
Kan worden verward met de andere Gomphus soorten, met name de rivierrombout die ook een langere 9e segment heeft, deze heeft echter geen spoor op de Tibia van het middelste pootpaar. De beekrombout heeft een doorn op segment 6.Verwarring is ook mogelijk met de gaffellibel, kleine- en grote tanglibel. Deze soorten hebben wel opvallende rugknobbels, en de labiale palp is bij deze soorten afgerond.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Begin mei tot half augustus, met een piek in juni. Plasrombouten blijven niet bij het water en worden vaak waargenomen in weilanden, heidevelden, open plekken in bos, enz. Ze zitten vaak op de grond te zonnen en vallen pas op als ze opvliegen, om even verder weer te gaan zitten. Ook zijn langere jachtvluchten waar te nemen. Geslachtsrijpe mannetjes patrouilleren soms vlak boven het water langs de waterkant, maar paring vindt ook vaak verder van het water plaats. Eitjes worden door het vrouwtje in open water afgezet. Soms met enkele tegelijk, soms in klompen van enkele honderden eitjes.
Mobiliteit
De plasrombout is niet zwerflustig. De meeste imago’s blijven in dezelfde regio als waar ze uitslopen.
In Nederland
Ja
Regionaal
Voornamelijk op de hoge zandgronden en Zuid-Limburg.
Europa
Komt alleen voor in West- en Zuidwest-Europa: Iberisch Schiereiland, Frankrijk, Benelux en het westen van Duitsland.
Mondiaal
Alleen in West- en Zuidwest-Europa.