Tengere grasjuffer

Ischnura pumilio

Vliegtijd & gedrag

Tengere grasjuffer

Verspreiding in Nederland

Tengere grasjuffer

Trends

Levenscyclus

Tengere grasjuffer

De larven overwinteren meestal een keer en sluipen uit van half mei tot begin september. Uit zuidelijke landen worden twee of zelfs drie generaties per jaar gemeld, in snel opwarmende habitats. Er zijn aanwijzingen voor dat een tweede generatie ook in Nederland optreedt, maar het is nog onduidelijk of dit regel is of uitzondering. De vliegperiode laat wel twee pieken zien, wat wijst op twee generaties. De eitjes zijn goed in staat om droge periodes te overleven. Tussen waterplanten of op de kale bodem. De larvehuidjes zijn weinig variabel van kleur.Ze zijn vaak te vinden tot maximaal enkele centimeters hoog op planten in de oever of op al aanwezige emerse vegetatie soms met de procten nog in het water."

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 26-31 mm. Na dwergjuffer de kleinste soort. Pterostigma’s tweekleurig: donkere basis, lichte top. Mannetje: pterostigma’s in voorvleugels duidelijk groter dan in achtervleugels. Achterlijf in bovenaanzicht donker, met segment 9 en top van 8 lichtblauw (het ‘lantaarntje’). In het blauw op segment 9 is vaak een fijne zwarte tekening aanwezig, die meer of minder uitgebreid kan zijn. Lichte delen van borststuk (zeer) lichtblauw of groen. Vrouwtje: nooit met ‘lantaarntje’, bovenzijde segmenten 8 en 9 geheel donker. Jonge vrouwtjes zijn grotendeels fel oranje gekleurd: zijkant van borststuk, zijkant achterlijf, gehele achterlijfsegmenten 1 en 2, poten en enkele vleugeladers. De achteroogsvlekken zijn zeer groot en ook oranje. Schoudernaadstrepen zijn hooguit als dun zwart lijntje zichtbaar. De bovenzijde van achterlijfssegmenten 3 tot en met 10 zijn zwart. Later veranderen de vrouwtjes van kleur: het oranje verdwijnt en de donkere tekening breidt zich uit. Het achterlijf wordt geheel donker, de achteroogsvlekken worden iets kleiner en de schoudernaadstreep wordt duidelijker. De onderzijde van de ogen wordt groen. De overige lichte delen worden ófwel olijfgroen, ófwel blauw. De groene variant wordt bruin tot grijs bij ouder worden. De blauwe variant is zeldzamer dan de groene.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten: Lantaarntje. Vrouwtjes zijn te verwarren met andere donker gekleurde waterjuffers. Meer over gelijkende soorten: Mannetjes lantaarntje hebben een ‘lantaarntje’ dat meer naar voren is ‘verschoven’: in plaats van de top van segment 8 en heel segment 9 is alleen het hele segment 8 blauw gekleurd. Vrouwtjes lantaarntje hebben altijd een ‘lantaarntje’ op segment 8, hoewel dit bij donkere exemplaren grijsbruin kan zijn en daardoor slechter zichtbaar. Vrouwtjes tengere grasjuffer hebben nooit een ‘lantaarntje’.

Uiterlijk van de larve

Lengte: 15 - 19 mm; waarvan de achterlijf aanhangsels, procten, 4-6 mm.De larven zijn klein, met puntige procten, zonder banden. Onder vergroting is te zien; de kortste doornenrij van een proct bereikt max. een derde van de lengte van de proct; het verschil in lengte tussen de doornenrij op de bovenzijde met die op de onderzijde van een proct is variabel. Borstelharen op de carina lateralis zijn klein ongeveer net zo groot als de overige beharing op het achterlijf en in geplant in meerdere, vaak onregelmatige rijen.

Verwarring met andere larven

Lijkt het meest op het lantaarntje, maar deze is gemiddeld iets groter en de borstelharen op de carina lateralis zijn groot en ingeplant in een enkele regelmatige rij.Ook lijkend op variabele waterjuffer, azuurwaterjuffer en de watersnuffel. Bij deze soorten is de doornenrij van een proct minimaal een derde van de lengte van de proct. Tengere grasjuffer is gemiddeld iets kleiner.

Foto's

Verspreiding

Vliegtijd en gedrag

Van midden mei tot eind september. De vliegperiode laat twee pieken zien, mogelijk het gevolg van twee aparte generaties. De eerste piek ligt in juni en begin juli. De tweede piek in augustus. De tengere grasjuffer is een uitgesproken pioniersoort die profiteert van recent ontstane en vaak kort beschikbare habitats. Imago’s zijn vaak te vinden in de spaarzame vegetatie bij ondiep water. Ze vliegen vaak vlak boven het water. Eitjes worden door de vrouwtjes solitair afgezet in plantenstengels, onder of vlak boven de waterspiegel.

Mobiliteit

Deze pioniersoort zwerft uitstekend en veelvuldig. De wind speelt hierbij mogelijk een belangrijke rol. Hierdoor worden nieuw ontstane, kortstondig geschikte wateren snel gevonden.

In Nederland

Ja

Regionaal

Waarnemingen liggen verspreid door het hele land, maar vooral in de oostelijke helft. Ook regelmatig in de duinen en op enkele Waddeneilanden.

Europa

Vrijwel geheel Europa. In Scandinavië alleen in het uiterste zuiden.

Mondiaal

Oostelijk tot in Mongolië, zuidelijk tot in Noord-Afrika.

Habitat

Open, ondiepe, snel opwarmende pionierhabitats, met spaarzame vegetatie. Zowel stilstaande als zwak stromende wateren. Deze plaatsen zijn vaak voor weinig andere libellen geschikt. Daarnaast op plaatsen met veel kwel, waardoor de vegetatiesuccessie in een startfase blijft. De soort wordt vaak aangetroffen in natuurontwikkelingsgebieden, waar na werkzaamheden water (tijdelijk) stagneert.

Waardplant

Beek

Kwelstroompje

Pionier

Plas

Poel

Sloot

Ven

Benaming

  • Engelse naam Small Bluetail
    Scarce Blue-taild Damselfly
  • Duitse naam Kleine Pechlibelle
  • Franse naam Agrion nain
  • Oud Nederlandse naam klein blauwgatje

Meer over de naam

Toelichting Nederlandse naam

Toelichting wetenschappelijke naam
(Gr.) ischnosdun, mager urastaart; duidt op het slanke achterlijf (L.) pumiliodwerg

Auteursnaam en jaartal
(Vander Linden, 1825)

Meer uit dezelfde familie

Doe mee aan de tuinvlindertelling

Heb je een vlinder of libel gespot? Meld het ons! Jouw waarnemingen zijn waardevol voor het behoud van deze insecten. Samen kunnen we hun populaties in kaart brengen en beschermen. Ga naar onze website en deel jouw observaties. Help mee aan het behoud van deze prachtige dieren en draag bij aan de wetenschap van de biodiversiteit.

Waarneming melden