Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Zuidelijke glazenmaker
De larven brengen een, soms twee winters door. Ze ontwikkelen zich snel in ondiep, snel opwarmend water. Uitsluipen gebeurt gedurende een korte periode. In Zuid-Europa ligt de uitsluippiek rond eind mei-begin juni. In Nederland is voortplanting tot nu toe nog slechts sporadisch vastgesteld, maar uitsluipende larven kunnen vermoedelijk vooral in juli worden verwacht. De larvenhuidjes zijn op enkele decimeters hoogte op stengels van de moerasvegetatie te vaak verscholen tussen de planten.
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 57-66 mm. Kleine glazenmaker, vergelijkbaar formaat als paardenbijter. Achterlijf donker met mozaïektekening van licht gekleurde vlekken. Zijkant borststuk licht gekleurd, met dunne zwarte naden. Schouderstrepen kort. Pterostigma’s licht bruin. Rugzijde achterlijfsegment 2 met kenmerkende tekening (blauw bij mannetjes, geel bij vrouwtjes): taps toelopende langwerpige vlek, met twee losse dwarsstreepjes. Mannetje: opvallend azuurblauw getekend. Lichte mozaïektekening op achterlijf bestaat uit grote blauwe vlekken, die allen dezelfde kleur blauw hebben. Ogen geheel fel blauw. Zijkant borststuk geel of groenachtig, vaak deels met blauwe waas. Hierin staan drie dunne zwarte naadstrepen. Door de grote hoeveelheid blauw en het groenige borststuk doen de mannetjes op het eerste gezicht denken aan een klein formaat grote keizerlibel. Vrouwtje: achterlijf met oranjebruine grondkleur (in plaats van zwart), met daarop een mozaïektekening van citroengele tot groengele vlekjes. In zeldzame gevallen zijn deze vlekjes blauw (lijkend op mannetje). De laatste segmenten hebben wel een zwarte grondkleur. Ogen aan bovenzijde bruin, aan onderzijde geel. Zijkant borststuk geel met drie dunne zwarte naadstrepen.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Paardenbijter en grote keizerlibel. Meer over gelijkende soorten: De paardenbijter is net zo klein als de zuidelijke glazenmaker, maar de mannetjes komen veel minder blauw over. De achterlijfsvlekken zijn minder groot en minder fel blauw. Bovendien hebben paardenbijters kleine gele streepjes op de achterlijfssegmenten, die bij mannetjes zuidelijke glazenmaker ontbreken. De ogen van mannetjes paardenbijter zijn ook minder blauw. Mannetjes paardenbijter hebben aan het begin van het achterlijf een gele spijkervormige tekening, die bij zuidelijke glazenmaker ontbreekt. Paardenbijters (mannetjes en vrouwtjes) hebben een bruin borststuk, met twee gele banden op de zijkant. Bij zuidelijke glazenmaker zijn de borststukzijden geheel licht (geel, groenig of blauwig), met enkele dunne zwarte strepen. Vrouwtjes paardenbijter komen bruin over, met kleine vlekjes op het achterlijf. De gele of groene vlekken zijn bij vrouwtjes zuidelijke glazenmaker groter, waardoor zij kleurrijker overkomen. Mannetjes zuidelijke glazenmaker doen soms in eerste instantie even denken aan een grote keizerlibel, die ook blauwe ogen heeft, een groen borststuk en een blauw achterlijf. Zuidelijke glazenmakers zijn echter beduidend kleiner, zijn nog feller blauw en hebben een lichter getint borststuk, met zwarte lijnen. Ze missen de centrale zwarte streep over het achterlijf, zoals grote keizerlibellen dat hebben.
Uiterlijk van de larve
Lengte 29-37 mm. Voor een glazenmaker een vrij klein larvenhuidje, met een relatief korte sercus.
Verwarring met andere larven
Door de geringe grootte is vooral verwarring mogelijk met de paardenbijter, deze heeft echter een relatief lang prementum. Andere glazenmakers met een relatief korte cerci en een relatief kort prementum zijn de bruine glazenmaker, de groene glazenmaker en de venglazenmaker. Deze zijn echter gemiddeld groter.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Meeste waarnemingen in juli tot en met september. Mannetjes vallen op door hun zeer blauwe verschijning en hun kalme patrouillevlucht, op 1 à 2 meter boven de grond. Door hun kleur, houding en enigszins gebogen achterlijf doen de mannetjes in eerste instantie vaak even denken aan een klein formaat grote keizerlibel. Eitjes worden afgezet in stengels van moerasplanten. Dit gebeurt meestal in tandempositie, in tegenstelling tot andere glazenmakers en in overeenstemming met keizerlibellen.
Mobiliteit
Zwerflustige soort, die grote afstanden aflegt. De meeste zuidelijke glazenmakers in Nederland zijn immigranten uit Zuid-Europa.
In Nederland
Ja
Regionaal
De meeste waarnemingen in Nederland hebben betrekking op zwervers uit Zuid-Europa, waardoor het aantal waarnemingen in Zuid-Nederland groter is dan in Noord-Nederland. Dat zwervende zuidelijke glazenmakers vaak de kustlijn volgen is mooi te zien aan de concentratie van waarnemingen in de duinen. Bewijzen of sterke aanwijzingen voor voortplanting komen uit de duinen van Voorne en uit Limburg.
Europa
Zuid-, Midden- en Oost-Europa, maar ontbreekt in grote delen van Spanje en Portugal. In Midden-Europa is de soort schaars en hebben waarnemingen vooral betrekking op zwervers. In sommige jaren komen influxen verder naar het noorden voor, waarbij bijvoorbeeld ook Engeland wordt bereikt. Het ‘vaste’ verspreidingsgebied in Europa breidt zich naar het noorden uit, als gevolg van klimaatverandering.
Mondiaal
Oostelijk tot in China en Mongolië, zuidelijk tot in Noord-Afrika (zeldzaam).