Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Zuidelijke oeverlibel
De larven overwinteren twee of drie keer. Uitsluipen gebeurt van begin mei tot half augustus, met een piek van half juni tot eind juli. De larvehuidjes zijn tot enkele decimeters in de oevervegetatie te vinden. De eieren zijn klein, 0,3 x 0,5 mm, met conische polen of slechts een pool spits, omgeven door een dunne gellaag die in het water kleverig wordt.
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 41-49 mm. Kleiner dan de gewone oeverlibel. Achterlijf smaller dan bij gewone oeverlibel, maar breder dan bij beekoeverlibel. Pterostigma’s roodbruin. Mannetje: uitgekleurde mannetjes krijgen een geheel blauw uiterlijk. Borststuk en achterlijf raken egaal lichtblauw berijpt, de ogen zijn blauwgrijs en het gezicht zeer licht (wittig) blauw. Jonge (niet uitgekleurde) mannetjes lijken op vrouwtjes. Vrouwtje: achterlijf okerkleurig tot bruin, met een dunne zwarte lengtestreep over het midden. Aan weerszijden van deze streep staat op de achterlijfssegmenten een stipje. Deze stipjes zijn meestal niet met de middenstreep verbonden, dus ze vormen losse stippenparen. Bovenkant van het borststuk vrij egaal oker- of bruinkleurig, zonder duidelijk afgetekende lichte schouderstrepen.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Gewone oeverlibel en vooral de beekoeverlibel. Meer over gelijkende soorten: De gewone oeverlibel is groter en iets breder gebouwd dan de zuidelijke oeverlibel; het achterlijf is meer pijlvormig. Uitgekleurde mannetjes gewone oeverlibel zijn herkenbaar aan een uitgebreide hoeveelheid zwart aan de achterlijfspunt, een bruin, onberijpt borststuk en zwarte pterostigma’s. Vrouwtjes en jonge mannetjes gewone oeverlibel hebben een geel achterlijf met twee dikke zwarte lengtestrepen, in plaats van een dunne middenstreep. Beekoeverlibellen kunnen erg op zuidelijke oeverlibellen lijken. Ze zijn kleiner en slanker gebouwd, ze hebben okergele tot lichtbruine in plaats van roodbruine pterostigma’s en het gezicht is vaalbruin (wittig bij zuidelijke oeverlibel). Beide geslachten beekoeverlibel hebben opvallende lichte schouderstrepen, maar bij mannetjes met uitzonderlijk veel blauwe berijping op het borststuk zijn deze strepen niet meer zichtbaar. Dergelijke mannetjes zijn dan alleen nog van zuidelijke oeverlibel te onderscheiden door de kleur van het gezicht, de pterostigma’s en de vorm van het achterlijf. De meeste mannetjes beekoeverlibel hebben echter minder of zelfs geen blauwe berijping op het borststuk. Vrouwtjes en jonge mannetjes beekoeverlibel zijn verder nog van zuidelijke oeverlibel te onderscheiden doordat de stipjes bovenop de achterlijfssegmenten meestal met de middenstreep verbonden zijn, waardoor ze dwarsstreepjes vormen. Verder zijn er detailverschillen in de vleugeladering en genitaliën.
Uiterlijk van de larve
Lengte: 17-23 mm. Een kleine korenbout met een korte epiproct en geen rug en zijdoornen. Verder is het centrale gedeelte aan de onderzijde van de segmenten 4 tot 6 kaal of met korte beharing. Cercus donkerder dan epiproct. De larvehuidjes zijn variabel van kleur, maar vaak aangekoekt met modder en ander bodemmateriaal.
Verwarring met andere larven
De zuidelijke oeverlibel lijkt het meest op de beekoeverlibel die echter wel beharing heeft op de onderzijde van de segmenten 4 tot 6. Ook zijn de cerci en epiproct gelijker van kleur. Verder is er ook verwarring mogelijk met de gewone oeverlibel. deze is doorgaans groter en heeft een grotere epiproct.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Begin mei tot half september, vliegpiek vanaf de tweede helft van juni tot begin augustus. Jonge zuidelijke oeverlibellen zijn jagend aan te treffen op zonnige, beschutte plekken met korte vegetatie. Meestal jagen ze vanaf zitplaatsen op de grond. Geslachtsrijpe mannetjes verdedigen een ‘territorium’ aan de waterkant, door vanaf een zitplaats (meestal op de grond) korte inspectievluchten te maken. Andere mannetjes worden hierbij verjaagd. Na de paring zet het vrouwtje los van het mannetje de eitjes af, door in vlucht de punt van het achterlijf in het water te dippen. Het mannetje blijft daarbij vlak bij haar vliegen, om andere mannetjes op een afstandje te houden.
Mobiliteit
Zuidelijke oeverlibellen kunnen zich vrij makkelijk verspreiden en waarnemingen van zwervers zijn bekend.
In Nederland
Ja
Regionaal
Zuid-Limburg en de Achterhoek.
Europa
Zuidelijke soort, die zijn areaal de laatste jaren naar het noorden heeft uitgebreid. De noordgrens loopt nu door Noord-Frankrijk, België, Nederland, Noord-Duitsland, Polen en de Oekraïne. Soms ook in Wit-Rusland en de Baltische Staten. Schaars in hoog gelegen gebieden, zoals de Alpen. Niet in Groot-Brittannië en Ierland.
Mondiaal
Oostelijk tot Mongolië, zuidelijk tot in Noord-Afrika.