Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Zwervende pantserjuffer
De overwintering gebeurt als ei, waardoor droge periodes na eiafzet goed overleefd kunnen worden. In het vroege voorjaar begint het larvenstadium, dat in dezelfde zomer nog wordt afgerond. Het ondiepe, warme water bevordert dit snelle groeiproces. De larven sluipen uit van half mei tot begin september, voornamelijk begin juni tot half juli. Tijdelijke droogval wordt door de larven goed verdragen. De larvenhuidjes worden vaak gevonden op maximaal enkele decimeters hoog op de waterplanten in de oeverzone.
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 40-45 mm. Achterlijfsrug en borststuk aanvankelijk metaalgroen, later bronskleurig. Lichte delen op zijkant van het lijf relatief uitgebreid, hierdoor een fletse indruk makend. Wanneer uitgekleurd de enige pantserjuffer met tweekleurig pterostigma: licht aan de buitenzijde, donker aan de binnenzijde. Onderzijde van het achterhoofd geel, met scherpe overgang naar donkere bovenzijde. Opvallend lichte schoudernaadstreep. Mannetje: Achterlijf geheel zonder blauwgrijze berijping. Achterlijfsaanhangselen licht gekleurd. De punten van de onderste achterlijfsaanhangselen van het mannetje wijzen uit elkaar.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Andere pantserjuffers, vooral tengere pantserjuffer. Meer over gelijkende soorten: De tengere pantserjuffer is kleiner, maar heeft eveneens een tweekleurig achterhoofd met scherpe grens en een lichte schoudernaadstreep. De schoudernaadstreep is bij de zwervende pantserjuffer doorgaans echter breder. De zwervende pantserjuffer is de enige pantserjuffer met tweekleurige pterostigma’s, maar dit kenmerk geldt alleen voor uitgekleurde dieren! De tengere pantserjuffer heeft lichte aders langs de (geheel donkere) pterostigma’s waardoor ze oppervlakkig gezien tweekleurig kunnen lijken. Jonge, pas uitgeslopen gewone pantserjuffers en tangpantserjuffers hebben ook een tweekleurig achterhoofd, dat later geheel donker wordt.
Uiterlijk van de larve
Lengte 23-26 mm, waarvan de achterlijfaanhangsels, procten, 7-8 mm. De procten hebben een puntige uiteinde met banden. Ze hebben een gesteelde vangmasker, prementum, met een lange dunnen hals.Onder de microscoop is te zien dat de achterlijfsegmenten 7 t/m 9 lange dunne haren hebben.
Verwarring met andere larven
Door de lange dunne hals van het gesteelde vangmasker, karakteristiek voor Lestes soorten, is deze soort goed te onderscheiden van andere juffersoorten, behalve dan de vertegenwoordigers uit het geslacht Lestes. Lijkt veel op tangpantserjuffer het verschil is, met microscoop, te zien aan de haren op de achterlijfsegmenten 7 t/m 9. De tangpantserjuffer heeft korte dikke borstelharen.De gewone-en tengerepantserjuffer hebben afgeronde achterlijf aanhangsels.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Van eind mei tot eind oktober, hoogste dichtheid in augustus. Jaarlijks wordt de Nederlandse populatie aangevuld door een wisselend aantal zwervers uit het zuiden. Net als andere pantserjuffers is de soort vaak te vinden in kniehoge vegetatie van bijvoorbeeld pijpenstrootje of pitrus, soms met velen bij elkaar. Eitjes worden in planten afgezet, soms op volledig droge plaatsen.
Mobiliteit
Zwerflustige soort die grote afstanden af kan leggen en nieuwe geschikte gebieden snel weet te koloniseren.
In Nederland
Ja
Regionaal
Vooral op de hoge zandgronden en in de duinen. Zwervers zijn ook elders te verwachten.
Europa
Aanwezig in heel Zuid-, Midden- en Oost-Europa. Zwervers bereiken soms het zuiden van Scandinavië en Engeland. Breidt zich mogelijk nog verder naar het noorden uit.
Mondiaal
Oostelijk tot Mongolië, zuidelijk tot de noordrand van Afrika.