Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Bruinrode heidelibel
De bruinrode heidelibel heeft een eenjarige levenscyclus en overwintert als ei. De eieren komen in het voorjaar uit, waarna de larven zich snel ontwikkelen. Uitsluipen vindt plaats vanaf eind mei tot eind september, met een piek van eind juli tot begin september. Bij hoge uitzondering kunnen bruinrode heidelibellen als imago overwinteren en in het vroege voorjaar weer actief worden. De larvenhuidjes zijn te vinden tot max. enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie. De eieren meten circa 0,6 x 0,3 mm; ze hebben een klein aanhangsel op de voorste pool en een gel-achtig omhulsel; ze zijn bleekgeel tot roodbruin. (soortenbank)
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 35-44 mm. Heidelibel met weinig opvallende kenmerken. Poten zwart met gele strepen. Dijen van de voorste poten meestal driekleurig: zwart-geel-zwart. Het zwarte streepje op het voorhoofd (tussen de ogen) stopt bij de oogranden en loopt niet of nauwelijks langs de oogranden naar beneden (de zogenaamde ‘hangsnor’ ontbreekt). Vaak is langs de oogranden wel een donker veegje aanwezig. Mannetje: achterlijf lang en slank, zonder knotsvormige verbreding aan het uiteinde. Uitgekleurde mannetjes krijgen een rood achterlijf, dat meestal minder diep rood is dan bij bloedrode en steenrode heidelibel. In zijaanzicht zijn meestal wat zwarte vlekjes op het achterlijf aanwezig. De zijkant van het borststuk verkleurt van geel naar grijsbruin, maar twee vlakjes blijven opvallend geel. Jonge mannetjes lijken qua kleur op vrouwtjes. Vrouwtje: achterlijf geel, later verkleurend tot bruin of roodbruin. Aan de zijkant van het achterlijf staan zwarte streepjes, die geen doorlopende streep vormen. Legschede in zijaanzicht niet haaks maar schuin van het achterlijf afstaand: niet opvallend, maar wel zichtbaar. De vorm van de hamulus (mannetjes) en legschede (vrouwtjes) kan uitsluitsel geven bij het determineren van heidelibellen. Het dier moet hiervoor echter worden gevangen en met een loep worden bekeken.
Gelijkende soorten
Gelijkende soorten: Andere heidelibellen, vooral steenrode heidelibel en zuidelijke heidelibel. Meer over gelijkende soorten: De bruinrode heidelibel lijkt sterk op de steenrode heidelibel, die ook zeer algemeen is en soms op dezelfde plaats voorkomt. Het beste onderscheidende kenmerk is de ‘hangsnor’: bij de steenrode heidelibel loopt het zwarte streepje tussen de ogen langs de oogranden naar beneden. Bij de bruinrode heidelibel stopt het streepje bij de oogranden, of loopt hooguit een kleine beetje naar beneden. Dit is het best zichtbaar als de kop schuin van voren wordt bekeken. Bij sommige (vooral oude) exemplaren kan het snorkenmerk erg onduidelijk zijn. De dijen van de voorste poten zijn bij bruinrode heidelibel zwart-geel-zwart, bij de steenrode heidelibel meestal zwart-geel, soms met een extra donker veegje. Uitgekleurde mannetjes steenrode heidelibel zijn op het eerste gezicht van bruinrode te onderscheiden aan de dieper rode kleur op het achterlijf, een meer knotsvormige verbreding aan het uiteinde van het achterlijf en een egaler bruin borststuk (zonder opvallend gele vlakken aan de zijkant). Vrouwtjes steenrode heidelibel zijn herkenbaar aan de legschede die haaks van het achterlijf afstaat, in plaats van schuin. De veel zeldzamere zuidelijke heidelibel is bleker dan de bruinrode en steenrode heidelibel. De zwarte naden op de zijkanten van het borststuk zijn zeer smal en alleen bovenaan iets breder. De poten hebben slechts dunne zwarte strepen. Het zwarte streepje tussen de ogen is zeer smal en loopt niet of nauwelijks langs de oogranden naar beneden. De legschede van het vrouwtje ligt tegen het lichaam aan en is in zijaanzicht nauwelijks zichtbaar.
Uiterlijk van de larve
Lengte: 14-18 mm. Een kleine korenbout met zwak ontwikkelde rugdoornen en relatief grote ogen t.o.v de totaal lengte van de kop. Het vangmasker (prementum) is kort en breed aan de basis. De achterrand van de buikplaat (sterniet) van segment 7 en 8 heeft een rij borstelharen. Lange zijdoornen op segmenten 8 en 9. De larvenhuidjes zijn variabel van kleur.
Verwarring met andere larven
Verwarring is zeer goed mogelijk met de zuidelijke heidelibel verschillen zitten in de verhoudingen tussen het pre- en submentum of tussen het prementum en het epiproct. Maar er zit veel overlap tussen de soorten waardoor herkenning zeer moeilijk is. De lengte verhouding tussen prementum en epiproct is bij de bruinrode heidelibel kleiner dan 3,6 bij de zuidelijke heidelibel is deze groter of gelijk aan 3,6.Verwarring is verder mogelijk met de bloedrode heidelibel maar deze heeft kleinere ogen, de steenrode heidelibel is uit te sluiten omdat deze geen rij borstelharen heeft langs het sterniet van de segmenten 7 en 8.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Nazomersoort maar met en lange vliegtijd: eind mei tot eind november, met een piek van eind juli tot eind september. Er zijn sporadische waarnemingen bekend van bruinrode heidelibellen in het (zeer) vroege voorjaar, wat erop wijst dat de soort bij hoge uitzondering als imago kan overwinteren. Bruinrode heidelibellen vertonen ongeveer hetzelfde gedrag als de meeste andere heidelibellen. Jonge dieren zijn in de wijde omtrek van het voortplantingswater aan te treffen, zittend en jagend in ruige vegetatie. Geslachtsrijpe mannetjes vliegen bij het water en gaan regelmatig zitten op uitstekende stengels in de oevervegetatie. Ze speuren naar vrouwtjes voor de paring. Mannetjes die dichtbij komen worden meestal verjaagd. De eitjes worden vliegend in tandempositie afgezet, in het water.
Mobiliteit
Net als andere heidelibellen een zeer mobiele soort, die over lange afstanden en vaak groepsgewijs kan trekken. In de eerste helft van de 20e eeuw zijn daarbij enorme groepen van miljoenen exemplaren waargenomen. De bruinrode heidelibel behoort tot de eerste libellensoorten die pas gegraven poelen koloniseren.
In Nederland
Ja
Regionaal
Kan in heel Nederland worden aangetroffen, maar de dichtheid van deze warmteminnende soort is in de zuidelijke helft van Nederland en in de duinen groter dan in de noordelijke helft van Nederland. In zeekleigebieden liggen minder geschikte habitats voor de bruinrode heidelibel, zodat de soort daar schaars is.
Europa
Komt voor in het grootste deel van Europa. In Scandinavië alleen in de zuidelijke helft, schaars in de Baltische Staten.
Mondiaal
Oostelijk tot in Japan, zuidelijk tot in Noord-Afrika.