Vliegtijd & gedrag
Verspreiding
Levenscyclus
Noordse witsnuitlibel
De larven overwinteren twee keer. Uitsluipen gebeurt vroeg: van begin april tot half juni. In jaren met een uitzonderlijk warme herfst kunnen incidenteel larven uitsluipen die eigenlijk zouden moeten overwinteren. De larvenhuidjes zijn te vinden tot op enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie. Het eierleggende wijfje wordt al of niet door het mannetje bewaakt (zie onder L. dubia) en sleept daarbij de punt van het abdomen door het water in plaats van het af te tippen, zoals bij andere soorten voorkomt (Wesenberg-Lund, 1913). Het leggen geschiedt op plaatsen waar dicht onder de oppervlakte waterplanten groeien.Overgenomen van de soortenbank

Vlinder
Verspreiding
Oostelijk tot het Baikalmeer. Niet buiten Eurazië.
Benaming
-
Engelse naam
Ruby Whiteface
Northern White-faced Darter - Duitse naam Nordische Moosjungfer
- Franse naam Leucorrhine rubicunde
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
(Gr.) leukoswit, rhiniosneuzig (L.) rubicundarood, roodbruin, gebruind, rood verbrand
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)