Vliegtijd & gedrag
Verspreiding
Levenscyclus
Zwervende heidelibel
In Nederland brengen de larven nul of een winter door. In het voorjaar komen zwervende heidelibellen vanuit Zuid-Europa naar Nederland en vindt hier voortplanting plaats. De meeste larven ontwikkelen zich binnen enkele maanden en sluipen in de zomer van hetzelfde jaar nog uit, vooral in de periode eind augustus-begin september. Sommige larven halen dat niet en zijn genoodzaakt te overwinteren. In het voorjaar zijn daarom kleine aantallen uitsluipende zwervende heidelibellen waarneembaar. De najaarsgeneratie (dus de nakomelingen van de immigranten) planten zich nauwelijks voort in Nederland. Het is onduidelijk of zij sterven zonder zich voort te planten, of dat zij terugvliegen naar Zuid-Europa, zoals ook een deel van de Nederlandse atalanta’s en distelvlinders dat doen. De larvenhuidjes zijn meestal tot een hoogte van een halve meter in de oevervegetatie te vinden maar soms wel hoger of wat verder van het water verwijderd. De eieren zijn roodbruin, hebben de vorm van een ellips, zijn 0,5 mm lang en 0,4 mm breed, hebben aan de bovenste pool een tepelvormig uitsteekseltje. Ze zijn omgeven met een gel-achtige substantie, waardoor ze aan voorwerpen waarmede ze in aanraking komen, vastplakken.

Vlinder
Verspreiding
Wijd verbreid in Europa, Azië en Afrika.
Benaming
- Engelse naam Red-veined Darter
- Duitse naam Frühe Heidelibelle
- Franse naam Sympétrum à nervures rouges
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
(Gr.) sym-piezeinsamengedrukt, etrononderlichaam; duidt op het smalle achterlijf in vergelijking tot korenbouten (Libellula) en oeverlibellen (Orthetrum); onjuist is de verklaring van Robert (1959), dat de naam duidt op de gewoonte om op stenen te zitten (Gr.) petrossteen fonscolombiivernoemd naar de Franse entomoloog E.L.J.H. Boyer de Fonscolombe (1772-1853)
Auteursnaam en jaartal
(Selys, 1840)