Vliegtijd & gedrag
Verspreiding in Nederland
Trends
Levenscyclus
Beekrombout
De larven overwinteren meestal drie, soms twee of vier keer. Uitsluipen vindt plaats vanaf eind april tot begin juni, met een piek in midden mei. Larvehuidjes zijn te vinden in de vegetatie op de oever, in holle oevers en op boomwortels en stenen, meestal binnen enkele meters van het water. Het wijfje zet de eieren op het wateroppervlak af.
Herkenning
Kenmerken
Lengte: 45-50 mm. Plomp gebouwde en donker getekende rombout. Poten vrijwel geheel zwart. Gele grondkleur van kop, borststuk en achterlijf wordt groenig naar mate de dieren ouder worden. Zwarte tekening op achterlijf uitgebreid. Gele lengtestreep over het midden van de achterlijfsrug stopt op segment 7, waardoor de laatste drie segmenten in het midden zwart zijn (bovenaanzicht). Borststuktekening: zwarte schouderstreep en schoudernaadstreep breed, daartussen slechts een smalle gele streep. Mannetje: achterlijf met duidelijke knotsvormige verbreding ter hoogte van segmenten 7 tot 10. Vrouwtje: breder postuur en nauwelijks knotsvormige verbreding van het achterlijf.
Gelijkende soorten
Andere rombouten. Andere rombouten hebben meer geel op de poten en meer geel op het achterlijf. Verder is de borststuktekening bij alle romboutsoorten anders.
Uiterlijk van de larve
Lengte: 24-33 mm.Vrij brede rombout met een kort prementum. De labiale palp heeft een puntig uiteinde. Geen doornen of knobbels op de rug. Zijdoorn aanwezig op segment 6. Tibia (scheenbeen) van het middelste pootpaar met spoor (uitsteeksel). Weinig variabel van kleur.
Verwarring met andere larven
Kan worden verward met de andere Gomphus-soorten, met name de rivierrombout deze heeft echter geen spoor op de Tibia van het middelste pootpaar. Ook heeft de rivierrombout een iets langere prementum en een langgerekt 9e segment. De plasrombout heeft geen zijdoorn op segment 6.Verwarring is ook mogelijk met de gaffellibel, kleine- en grote tanglibel. Deze soorten hebben wel opvallende rugknobbels, en de labiale palp is bij deze soorten afgerond.
Foto's
Larve
Libel
Habitat
Verspreiding
Vliegtijd en gedrag
Vroeg: eind april tot eind juli. De meeste waarnemingen hebben betrekking op jonge imago’s in mei en begin juni. Na het uitsluipen verspreiden de imago’s zich in de wijde omgeving van het voortplantingswater, waar ze niet vaak meer worden waargenomen. Soms zijn beekrombouten jagend aan te treffen boven ruige vegetatie of langs bosranden. Geslachtsrijpe mannetjes keren terug naar het water en patrouilleren enige tijd langs de waterkant, waarbij ze vaak gaan zitten. Vrouwtjes die naar het water terugkeren worden direct betrokken in de paring. Eitjes worden door het vrouwtje afgezet in open water, in klompjes van enkele honderden eitjes.
Mobiliteit
Beekrombouten zijn tot op enkele kilometers afstand van geschikt voortplantingswater aangetroffen, waardoor ze vrij mobiel genoemd kunnen worden. Verspreiding binnen een beek- of riviersysteem gaat waarschijnlijk gemakkelijk.
In Nederland
Ja
Regionaal
Oostelijk Noord-Brabant, Limburg, het rivierengebied, Achterhoek, Twente en de Overijsselse Vecht.
Europa
Grote delen van Europa. Ontbreekt grotendeels op het Iberisch Schiereiland, Ierland en de noordelijke helft van Scandinavië. Schaars in Groot-Brittannië en het Middellandse Zeegebied.
Mondiaal
Oostelijk tot aan de Oeral, niet in Afrika.