Verdwenen

Sierlijke witsnuitlibel

Leucorrhinia caudalis

Vliegtijd & gedrag

Sierlijke witsnuitlibel

Verspreiding in Nederland

Sierlijke witsnuitlibel

Trends

Levenscyclus

Sierlijke witsnuitlibel

De larven overwinteren twee keer. Uitsluipen gebeurt van half mei tot begin juli, met een piek in de eerste helft van juni. Larvehuidjes zijn te vinden meestal tot enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie. Bij het eieren leggen is het wijfje alleen. Ze tipt met de punt van achterlijf ritmisch in het water om de eieren te laten zinken. De eieren zijn klein (0,5 x 0,4 mm), ovaalrond, bruin en zonder gel-mantel.

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 33-37 mm. Achterlijf met een duidelijke knotsvormige verbreding. Achterlijfsaanhangselen wit (beide geslachten). Achterlijf nooit met roodbruine vlekken. Mannetje: kenmerkende achterlijfsvorm: ingesnoerd ter hoogte van segmenten 3 en 4 en sterk knotsvormig verbreed ter hoogte van segmenten 6 tot 9. Achterlijfskleur met sterke contrasten: segmenten 3, 4 en 5 met lichtgrijze berijping, die scherp is afgetekend. Segmenten 6 tot en met 10 zwart. De witte achterlijfsaanhangselen steken hier sterk bij af. Pterostigma’s aan de bovenkant wit (alleen bij uitgekleurde mannetjes). Jonge mannetjes lijken op vrouwtjes. Vrouwtje: achterlijf nauwelijks ingesnoerd aan de basis, maar wel met verbreding aan het uiteinde. Gele vlekjes op segmenten 2 tot en met 6. Pterostigma’s aan de bovenkant zwart, zoals bij andere soorten. De vorm van de hamulus (mannetjes) en legschede (vrouwtjes) kan uitsluitsel geven bij het determineren van witsnuitlibellen. Het dier moet hiervoor echter worden gevangen en met een loep worden bekeken.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten: Andere witsnuitlibellen, vooral oostelijke witsnuitlibel. Meer over gelijkende soorten: Mannetjes oostelijke witsnuitlibel hebben ook een donker achterlijf met grijze berijping aan de basis, en witte achterlijfsaanhangselen. Ze hebben echter geen duidelijk knotsvormig verbreed achterlijf en de berijping is diffuser en alleen aanwezig aan de basis van het achterlijf. Bovendien zijn de pterostigma’s aan de bovenzijde zwart in plaats van wit. Wees er echter op bedacht dat alle witsnuitlibellen witte vleugeladertjes hebben tussen pterostigma en vleugeltop. Deze witte adertjes vallen bij oostelijke witsnuitlibellen soms meer op dan de zwarte pterostigma’s, waardoor het soms lijkt dat de pterostigma’s wit zijn. Venwitsnuitlibel, noordse witsnuitlibel, gevlekte witsnuitlibel (vrouwtjes en jonge mannetjes) en vrouwtjes oostelijke witsnuitlibel hebben net als vrouwtjes sierlijke witsnuitlibel een donker achterlijf met gele vlekjes. Het patroon van de vlekjes op de bovenkant en de zijkant van de eerste achterlijfssegmenten is bij alle witsnuitlibellen anders en ook de grootte van de vlekjes verschilt per soort. Venwitsnuitlibel, noordse witsnuitlibel en gevlekte witsnuitlibel hebben bovendien zwarte achterlijfsaanhangselen. Bij vrouwtjes oostelijke witsnuitlibel is de achterlijfspunt minder duidelijk verbreed.

Uiterlijk van de larve

Lengte 17-21 mm, larven zijn variabel van kleur en tekening maar in de regel vrij bont gevlekt. Het is een vrij kleine korenbout met een relatief breed achterlijf (7,5 tot 8,5 mm.). Het heeft sterk ontwikkelde rugdoornen. Op segment 7 heeft het ook zijdoornen en lange zijdoornen op segment 9. Aan de buikzijde duidelijke bandering over de breedte richting (deze kunnen ook afwezig zijn), ook de poten bevatten duidelijk banderingen op het dijbeen (Femora) alsook op het scheenbeen (tibea). Het prementum is relatief lang en smal.

Verwarring met andere larven

Door de zijdoornen op segment 7 is er geen verwarring mogelijk met de andere witsnuitlibellen (leucorrhinia). Bij afwezigheid van de buikbandering is er verwarring mogelijk met de heidelibellen (Sympretrum soorten)onderscheid hierbij is dat in faciaal aanzicht de ogen een halve cirkel vormen, de sirelijke witsnuiitlibel heeft een ovaalvormig tot driehoekig aangezicht waarbij de bovenkant van de ogen enigszins zijn afgeplat.

Foto's

Verspreiding

Vliegtijd en gedrag

Korte vliegtijd: half mei tot en met eind juli, met een piek in juni. De meeste waarnemingen betreffen mannetjes die territoriaal gedrag bij het water vertonen. Een zeer kenmerkend beeld is een mannetje sierlijke witsnuitlibel dat op een waterlelieblad zit en zijn knotsvormige achterlijf regelmatig kaarsrecht omhoog houdt. Opvallend zijn dan de lichte basis van het achterlijf en alle witte ‘lichaamsuiteinden’: snuit, achterlijfsaanhangsels en pterostigma’s. Drijvende bladeren van waterlelie en gele plomp worden vaak als zitplaats gebruikt, vooral bladeren die enkele meters uit de kant liggen. Maar ook andere zitplaatsen in de oevervegetatie worden soms benut. Vanaf hun zitplaatsen maken mannetjes patrouillevluchten boven het water, vaak ver uit de kant. Andere libellen van gelijke grootte worden verjaagd, vrouwtjes van de eigen soort worden direct gegrepen voor de paring. De eitjes worden meestal solitair door het vrouwtje afgezet, los in het water boven ondergedoken waterplanten. Jonge imago’s die nog niet aan voortplanting toe zijn, houden zich verder van het water op in bomen en langs bosranden.

Mobiliteit

De sierlijke witsnuitlibel staat niet bekend als een soort die gemakkelijk nieuwe geschikte habitats koloniseert. Hij heeft echter recent heel veel plekken weer gekoloniseerd en blijkt dit dus prima te kunnen als er geschikt habitat aanwezig is.

In Nederland

Ja

Regionaal

Heeft Nederland sinds 2010 een populatie in de Weerribben en omgeving. In 2018 is de sierlijke witsnuitlibel op veel nieuwe plekken gevonden (lees het artikel uit de Levende Natuur, 2019).

Europa

Vooral in Noordoost-Europa. In Centraal-Europa grotendeels verdwenen of sterk bedreigd, maar lokaal nog aanwezig. Ontbreekt in Zuidoost-Europa en ten zuiden van de Pyreneeën. Tevens afwezig op de Britse Eilanden.

Mondiaal

Oostelijk tot aan de Oeral en Centraal-Azië. Niet in Afrika.

Habitat

Schone, vegetatierijke vennen, plassen en dode rivierarmen.

Waardplant

Bosven

Heideven

Laagveen

Laagveen, petgat

Plas

Ven

Visvijver

Benaming

  • Engelse naam Lilypad Whiteface
    Dainty White-faced Darter
  • Duitse naam Zierliche Moosjungfer
  • Franse naam Leuchorrhine à large queue

Meer over de naam

Toelichting Nederlandse naam

Toelichting wetenschappelijke naam
(Gr.) leukoswit, rhiniosneuzig (L.) caudalisbijvoeglijk naamwoord van cauda (staart); duidt op de geaccentueerde vorm van het achterlijf

Auteursnaam en jaartal
(Charpentier, 1840)

Meer uit dezelfde familie

Doe mee aan de tuinvlindertelling

Heb je een vlinder of libel gespot? Meld het ons! Jouw waarnemingen zijn waardevol voor het behoud van deze insecten. Samen kunnen we hun populaties in kaart brengen en beschermen. Ga naar onze website en deel jouw observaties. Help mee aan het behoud van deze prachtige dieren en draag bij aan de wetenschap van de biodiversiteit.

Waarneming melden