VOORJAARZOMERNAJAARWINTER

(Phlogophora meticulosa)

Familie: uilen (NOCTUIDAE)
Wanneer te zien: Rups: is het hele jaar aan te treffen en overwintert; tijdens milde winterdagen gaat de rups door met foerageren. De verpopping vindt gewoonlijk plaats in een cocon in de grond; soms in een voeg in een muur. De soort overwintert als rups of als pop.
Waar te zien: Deze soort kan vrijwel overal worden aangetroffen; wordt vaak gezien in tuinen.

Fotograaf: Mary van Steeg, Gasselte, 15 januari 2020

(Gonepteryx rhamni)

Familie: witjes (PIERIDAE)
Wanneer te zien: Rups: half april-eind juni. De rups rust langs de middennerf van een blad en is daardoor moeilijk te vinden. De soort overwintert als vlinder in struikgewas of dichte graspollen.
Waar te zien: Vooral zonnige plaatsen in open bos en langs bosranden, struwelen op braakliggende percelen en houtwallen in landbouwgebieden; ook parken en tuinen.

Fotograaf: Edo Goverse, Groot Duivendrechtse Polder, 2 juli 2013

(Aglais io)

Familie: aurelia’s (NYMPHALIDAE)
Wanneer te zien: Rups: eind april-half juli en in de maand september. Jonge rupsen leven in groepen in spinselnesten, volwassen rupsen leven solitair. De verpopping vindt meestal plaats op de waardplant, maar soms op een struik of muur in de omgeving daarvan. De soort overwintert als vlinder op een vochtige en koele plaats in een boom of gebouw.
Waar te zien: De rupsen van de dagpauwoog leven op brandnetels die groeien op vochtige, halfbeschaduwde plaatsen aan randen van bossen, velden of nabij de waterkant. De vlinders zoeken nectar in een groot aantal biotopen zoals ruige graslanden, bloemrijke randen van bos- en heidegebieden, struwelen, dijken, parken en tuinen. De hoogste dichtheid aan vlinders wordt gevonden in droge graslanden.

(Euproctis similis)

Familie: spinneruilen (EREBIDAE)
Wanneer te zien: Rups: augustus-juni. De rups zit overdag vaak open en bloot op de bladeren van de waardplant en verpopt zich in een cocon op of onder de waardplant. De soort overwintert als jonge rups in een los spinsel achter losgeraakte schors of tussen dode bladeren.
Waar te zien: Bossen, struwelen, parken en tuinen.

(Thaumetopoea processionea)

Familie: tandvlinders (NOTODONTIDAE)
Wanneer te zien: Rups: mei-juni, soms vanaf half april en soms tot begin juli, afhankelijk van de temperatuur in het vroege voorjaar. De soort overwintert als ei. 
Waar te zien: Eikenbossen en -lanen; soms ook tuinen. 

(Arctia caja)

Familie: spinneruilen (EREBIDAE)
Wanneer te zien: Rups: september-juni. De soort overwintert als jonge rups. In het voorjaar kunnen de sterk behaarde rupsen zonnend of foeragerend worden waargenomen; als ze volgroeid zijn, vallen ze vaak op als ze met een opvallend grote snelheid een weg of pad oversteken, op zoek naar een plaats om zich te verpoppen. De verpopping vindt plaats in een los, met haren vermengd spinsel tussen de vegetatie op of vlak boven de grond.
Waar te zien: Diverse open gebieden, waaronder duinen, open bossen, vochtige graslanden, moerassen, rivieroevers, parken en tuinen.

(Erannis defoliaria)

Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Rups: april-juni. De soort overwintert als ei op de waardplant.  De eitjes van de grote wintervlinder worden tussen schorsspleten en korstmossen weggestopt. 
Waar te zien: Bossen, struwelen, heiden en ruige graslanden; soms ook tuinen.

(Lasiocampa quercus)

Familie: spinners (LASIOCAMPIDAE)
Wanneer te zien: Rups: september-mei. De rups, waarvan de haren soms huidirritatie kunnen veroorzaken, is vaak zonnend aan te treffen. De rups verpopt zich tussen dode bladeren in een taaie, stevige bruine cocon.
Waar te zien: Heiden, bosranden, struwelen, ruige graslanden en duinen.

(Phragmatobia fuliginosa)

Familie: spinneruilen (EREBIDAE)
Wanneer te zien: Rups: september-april en juni-juli. De rups kan op warme najaarsdagen kruipend over kale grond worden aangetroffen en wordt in het voorjaar vaak zonnend gezien. De soort overwintert als volgroeide rups.
Waar te zien: Duinen, heiden, graslanden, open plekken in het bos, braakliggende landbouwgrond en tuinen.

(Operophtera brumata)

Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Rups: april-juni. De rupsen laten zich aan een zijden draad op de grond zakken, waarna ze zich in een stevige cocon verpoppen. De soort overwintert als ei op een twijg of in een bastspleet dicht bij een bladknop.
Waar te zien: Allerlei gebieden met voldoende bomen of struiken, ook in stedelijke omgeving.

(Papilio machaon)

Familie: grote pages (PAPILIONIDAE)
Wanneer te zien: Rups: half mei-half juni en half augustus-eind september. Bij gevaar wordt een rood vorkvormig orgaan uitgestulpt waarmee de rups een doordringende stank verspreidt. De soort overwintert als pop in de kruidlaag.
Waar te zien: Diverse biotopen, waaronder ruderale terreinen en kruidenrijke graslanden. Naast voldoende waardplanten en een markante plek waar de mannetjes kunnen samenscholen, moeten in het leefgebied voldoende nectarplanten groeien om in de grote nectarbehoefte van de vlinders te voorzien. Deze staan in allerlei ruderale terreintjes, moestuinen, kruidenrijke ruige graslanden, moerasgebieden en akkertjes. Daarnaast vliegt deze soort soms in tuinen bij huizen en ook de rupsen worden daar wel eens gevonden.

(Lymantria dispar)

Familie: spinneruilen (EREBIDAE)
Wanneer te zien: Rups: april-juni. Soms laat de jonge rups zich door middel van spindraden met de wind meevoeren en kan zich zo kilometers verspreiden. De rups verpopt zich in een spinsel tegen de schors, tussen de bladeren of in de strooisellaag. De soort overwintert als ei in legsels op de schors, een tak of een blad van de waardplant. De eieren worden afgedekt met haren van het achterlijf van het vrouwtje. Soms komen eitjes nog hetzelfde jaar uit, maar de uitgekomen rupsjes kunnen niet overwinteren.
Waar te zien: Bossen, struwelen, parken en tuinen.

(Euthrix potatoria)

Familie: spinners (LASIOCAMPIDAE)
Wanneer te zien: Rups: september-juni. De rups drinkt van dauwdruppels en wordt daarom ook wel drinker genoemd. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een crèmekleurige, spoelvormige papierachtige cocon, meestal tegen een grasstengel maar soms ook onder een stuk hout.
Waar te zien: Uitgestrekte vochtige graslanden, moerassen, laagveen, natte heiden, open vochtige bossen, struwelen, slootkanten en andere vochtige plaatsen.

(Malacosoma neustria)

Familie: spinners (LASIOCAMPIDAE)
Wanneer te zien: Rups: mei-juni. De rupsen leven tot in het volgroeide stadium bij elkaar in spinsels, waarop ze ook zonnen. Ze verpoppen zich in een stevige gele cocon dicht bij de grond tussen stengels en plantenresten. De eieren worden in brede banden rondom de twijgen van de waardplant afgezet en overwinteren.
Waar te zien: Open en zonnige plaatsen zoals struwelen, open bossen en tuinen.

(Macrothylacia rubi)

Familie: spinners (LASIOCAMPIDAE)
Wanneer te zien: Rups: augustus-april. De rups is actief tot in september en overwintert in volgroeid stadium op de grond, soms verscholen tussen mos of dode bladeren. Komt na de winter slechts korte tijd tevoorschijn om te zonnen in de voorjaarszon en verpopt zich in april, zonder verder nog voedsel op te nemen, in een langwerpige sigaarvormige cocon vlak bij de grond.
Waar te zien: Heiden, vochtige graslanden, open bossen en duinen.

(Alsophila aescularia)

Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Rups: eind april-juni. De rupsen hebben een onvolledig ontwikkeld paar poten aan het achtste lichaamssegment en zijn daardoor te onderscheiden van andere spannerrupsen. De rups verpopt zich in de grond onder de waardplant in een losse cocon. De soort overwintert als pop.
Waar te zien: Vooral open bossen; ook struwelen, parken en tuinen.

(Cossus cossus)

Familie: houtboorders (COSSIDAE)
Wanneer te zien: Rups: juli-mei van het derde tot vijfde jaar. De rups leeft onder de schors en in het hout van de waardplant en overwintert twee- tot viermaal; soms vindt de laatste overwintering plaats in een cocon. De rupsengaten zitten laag in de stam (maximaal 1 à 1,5 m boven de grond) en zijn te herkennen aan de aanwezigheid van houtpoeder en de zure geur die de rupsen afscheiden. Soms worden de grote, glimmende en van boven purperrode rupsen kruipend aangetroffen op zoek naar een geschikte plaats om zich buiten de boom te verpoppen (bekijk een filmpje). De eieren worden in groepjes afgezet in bastspleten, vaak in de buurt van oude uitkruipgaten van rupsen of van andere beschadigingen.
Waar te zien: Rivieroevers, moerassen, bosranden, struwelen en graslanden, met een duidelijke voorkeur voor een vochtige omgeving; ook tuinen.