BOSBESUIL
(Conistra vaccinii)

Familie: uilen (NOCTUIDAE)
Wanneer te zien: Begin september-half november en na de overwintering eind januari-eind mei in één generatie; soms is de vlinder ook actief tijdens milde winterdagen. De vlinders komen op licht, maar vooral op smeer; ze bezoeken wilgenkatjes, bloemen van klimop en overrijpe bramen.
Waar te zien: Loofbossen en struwelen; ook tuinen.
BRUINE SNUITUIL
(Hypena proboscidalis)

Familie: spinneruilen (EREBIDAE)
Wanneer te zien: Begin mei-half oktober in twee generaties. De vlinders rusten overdag tussen de waardplant of andere vegetatie en zijn gemakkelijk op te jagen. Ze vliegen vanaf de schemering boven de waardplant en bezoeken bloemen; ze komen zowel op licht als op smeer.
Waar te zien: Bossen, struwelen, heiden, ruige graslanden, rivieroevers, natte weilanden en tuinen.
CITROENVLINDER
(Gonepteryx rhamni)

Familie: witjes (PIERIDAE)
Wanneer te zien: Eind juni-begin oktober en na de overwintering van begin februari-begin juni in één lange generatie.
Waar te zien: Vooral zonnige plaatsen in open bos en langs bosranden, struwelen op braakliggende percelen en houtwallen in landbouwgebieden; ook parken en tuinen.
DAGPAUWOOG
(Aglais io)

Familie: aurelia’s (NYMPHALIDAE)
Wanneer te zien: Eind juni-oktober en na de overwintering van begin maart-eind mei in één generatie. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende soorten planten. In het voorjaar houdt het mannetje een territorium bezet. Dagpauwogen slapen met hun vleugels dichtgeklapt, zodat je alleen de onderkant ziet. Zo zorgen ze dat ze niet opvallen op de donkere koele plekken die ze opzoeken om te overwinteren. Worden ze toch verstoord dan klapperen ze met hun vleugels waardoor de felle bovenzijde te zien is en ze hopen daarmee eventuele vijanden af te schrikken. Ook kunnen ze een geluid maken met hun vleugels. Het is een ritselend geluid en als je een dagpauwoog in overwintering stoort kun je het horen.
Waar te zien: De rupsen van de dagpauwoog leven op brandnetels die groeien op vochtige, halfbeschaduwde plaatsen aan randen van bossen, velden of nabij de waterkant. De vlinders zoeken nectar in een groot aantal biotopen zoals ruige graslanden, bloemrijke randen van bos- en heidegebieden, struwelen, dijken, parken en tuinen. De hoogste dichtheid aan vlinders wordt gevonden in droge graslanden.
GROTE VOORJAARSSPANNER
(Agriopis marginaria)

Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Begin februari-eind april in één generatie. De mannetjes komen soms in grote aantallen op licht, vooral wanneer de hele nacht lang met lichtvallen in het bos wordt gevangen; soms ook op stroop. De mannetjes kunnen ook in de middag al vliegend waargenomen. De vrouwtjes kunnen worden gevonden door ´s morgens boomstammen af te zoeken.
Waar te zien: Vooral loofbossen; ook struwelen, heiden, ruige graslanden en tuinen.
KLEINE VOORJAARSSPANNER
(Agriopis leucophaearia)

Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Begin januari-half april in één generatie. Soms verschijnen de eerste vlinders iets later, dit is afhankelijk van de reeks milde nachten in januari. De mannetjes rusten overdag soms op boomstammen, maar zitten meestal verscholen achter de schors of in bastspleten; ze laten zich gemakkelijk opjagen en gaan dan enkele meters verderop weer zitten. De vrouwtjes worden geregeld ´s morgens vroeg onder aan boomstammen gevonden. De mannetjes beginnen vrij snel na het donker worden te vliegen en komen soms in grote aantallen op licht.
Waar te zien: Oude volgroeide eikenbossen en struwelen met oude eiken; ook parken, boomgaarden en tuinen.
KLEINE VOS
(Aglais urticae)

Familie: aurelia’s (NYMPHALIDAE)
Wanneer te zien: Twee, soms drie overlappende generaties van eind mei tot in november, na overwintering van de eerste mooie dag in februari of maart tot in mei. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende soorten planten. De vlinders vertonen veel zwerfgedrag.
Waar te zien: Allerlei plaatsen waar voldoende nectar te vinden is, zoals tuinen, parken, bosranden, ruigten, dijken en bermen. In het voorjaar zijn de vlinders relatief vaak bij wilgenbossen te vinden, in de nazomer, wanneer de struikhei bloeit, zijn ze zelfs in droge heidegebieden te zien. De hoogste aantallen worden gevonden bij droge graslanden. De rupsen worden slechts zelden in dit soort gebieden gevonden; die leven op jonge brandnetels die op droge plaatsen in de volle zon groeien. Dit in tegenstelling tot alle andere ´brandnetelvlinders´ die grotere planten gebruiken die op meer vochtige plaatsen groeien.
NUNVLINDER
(Orthosia gothica)

Familie: uilen (NOCTUIDAE)
Wanneer te zien: Begin maart-juni in één generatie. De vlinders zijn vaak pas later op de avond actief, zelfs in koude nachten; ze komen zowel op licht als op smeer en bezoeken wilgenkatjes.
Waar te zien: Er lijkt geen voorkeur te bestaan voor een bepaald biotoop.
PERENTAK
(Phigalia pilosaria)

Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Begin januari-eind april in één generatie; wordt soms eind november al waargenomen. De vrouwtjes worden geregeld vlak na zonsopkomst onder aan boomstammen gevonden, soms ook iets later. De mannetjes komen goed op licht, vaak in grote aantallen.
Waar te zien: Vooral loofbossen en struwelen; ook stadsparken.
SINT-JACOBSVLINDER
(Tyria jacobaeae)

Familie: spinneruilen (EREBIDAE)
Wanneer te zien: Begin april-half augustus in één generatie. De periode waarin de vlinders uitkomen is vrij lang, zodat vlinders en rupsen tegelijkertijd kunnen voorkomen. De vlinders vliegen overdag en zijn gemakkelijk te verstoren. Ze komen ´s nachts op licht.
Waar te zien: Vooral duinen en heiden; ook andere open plaatsen zoals bosranden, moerasachtige gebieden en tuinen.
VARIABELE VOORJAARSUIL
(Orthosia incerta)

Familie: uilen (NOCTUIDAE)
Wanneer te zien: Eind februari-begin juni in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer; ze bezoeken bloemen van sleedoorn en wilgenkatjes.
Waar te zien: Vooral loofbossen; ook struwelen en tuinen.
VOORJAARSBOOMSPANNER
(Alsophila aescularia)
.webp)
Familie: spanners (GEOMETRIDAE)
Wanneer te zien: Begin februari-half april in één generatie. De mannetjes vliegen na het donker worden en komen goed op licht. De vrouwtjes kunnen ´s nachts lopend op de stam worden waargenomen en vroeg in de morgen rustend tegen de schors.
Waar te zien: Vooral open bossen; ook struwelen, parken en tuinen.
ZWARTVLEKWINTERUIL
(Conistra rubiginosa)

Familie: uilen (NOCTUIDAE)
Wanneer te zien: Oktober-eind april in één generatie; als de temperatuur voldoende hoog is, blijven de vlinders de hele winter actief. De vlinders komen matig op licht, maar goed op smeer; ze bezoeken bloemen en fruit en worden ook aangetrokken door sap van bloedende bomen. Soms worden vlinders rustend tussen opgestapelde oude dakpannen of houtblokken aangetroffen.
Waar te zien: Loofbossen, bospaden, open plekken in het bos, houtwallen, verwilderde tuinen en boomgaarden; ook stedelijk gebied.