Vliegtijd & gedrag
Eind mei-eind augustus in één generatie. De vlinders komen op licht.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Levenscyclus
Bastaardsatijnvlinder
Rups: september-juni. De soort overwintert als jonge rups, met meerdere bij elkaar in een taai gemeenschappelijk spinsel aan een tak van de waardplant. Deze zogenoemde winternesten bevinden zich vaak aan het uiteinde van de takken zodat ze veel zon vangen. De rupsen, die sterk irriterende haren hebben, verpoppen zich, soms gemeenschappelijk, in een cocon tussen de bladeren aan de waardplant of in de strooisellaag. De eieren worden in groepen afgezet en bedekt met haren van het achterlijf van het vrouwtje.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: ♂ 16-20 mm, ♀ 18-19 mm. De bovenzijde van de vleugels is enigszins zijdeachtig en zuiver wit, hoewel het mannetje soms enkele kleine donkere vlekjes bij de binnenrandhoek van de voorvleugel heeft. De bovenkant van het achterlijf van het mannetje is van voren wit maar aan het uiteinde diep chocolade- of roestbruin van kleur en sterk behaard. Bij het vrouwtje is de hele bovenkant van het achterlijf bruinachtig grijs met aan het uiteinde een grote bolvormige toef donkerbruine haren. Bij verstoring tonen de vlinders vaak het uiteinde van het achterlijf door het omhoog te steken of om te krullen. De antennen van het mannetje zijn sterk geveerd, die van het vrouwtje slechts licht geveerd.
Kenmerken rups
Tot 32 mm; lichaam zwartachtig grijs, bedekt met borstels van korte, grijsachtig bruine haren, op kleine wratjes ingeplant; over de rug een gebroken, dubbele oranjerode lengtestreep met aan weerszijden een rij borsteltjes van zeer korte witte haartjes; segment negen en tien elk met een verheven rode vlek op het midden van de rug; kop glimmend zwart. De haren kunnen een vervelende uitslag veroorzaken.
Gelijkende soorten vlinder
De donsvlinder (E. similis) heeft een grotendeels wit achterlijf met een goudgeel of oranjebruin uiteinde en het mannetje heeft een duidelijke donkere vlek in de binnenrandhoek. Zie ook de moerasspinner (Laelia coenosa), de satijnvlinder (Leucoma salicis) en de zwarte-l-vlinder (Arctornis l-nigrum).
Foto's
Rups
Cocon
Vlinder
Verspreiding
Zeldzaamheid
Algemeen. Komt vooral voor in de kuststreek; ook elders wordt deze soort af en toe waargenomen. RL: gevoelig.
België
Vrij algemeen in de kuststreek; elders in Vlaanderen zeldzaam en grotendeels ontbrekend. In Wallonië bekend uit alle provincies, maar zeldzaam en lokaal. De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Mondiaal
Van het zuidwestelijke Middellandse Zeegebied, ook landen in Noordwest-Afrika en het Iberisch schiereiland, via West- en Midden-Europa, inclusief Zuid-Engeland, oostwaarts tot Rusland. Naar het noorden tot in Scandinavië en naar het zuiden via Italië, de Balkan, Turkije en de Kaspische Zee tot Midden-Azië. In Noord-Amerika, al meer dan 100 jaar geleden, geïmporteerd.