Vliegtijd & gedrag
Mei-begin september in één of twee generaties. De vlinders komen goed op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Beukentandvlinder
Rups: juli-september. De verpopping vindt plaats in een met fijn wit spinsel beklede holte in de grond. De soort overwintert als pop, soms tweemaal.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Het areaal van deze soort strekt zich uit van België, Frankrijk en Noord-Spanje door Midden-Europa en Denemarken over de Balkan uit tot aan de Zwarte Zee en de Kaukasus.
Benaming
- Duitse naam Schwarzeck-Zahnspinner
-
Synoniemen
Drymonia melagona
Ochrostigma melagona
Drynobia melagona
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
Auteursnaam en jaartal
(Esper, 1785)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: ♂ 16-18 mm, ♀ 17-19 mm. De grondkleur van de voorvleugel is grijsachtig bruin. De centrale dwarslijnen vallen voornamelijk op door hundubbele of enkelvoudige zwartachtige afzetting. De binnenste dwarslijn heeft, vooral nabij de binnenrand, een opvallend zigzaggend verloop; de buitenste is geschulpt. Kenmerkend is de naar de vleugelpunt uitlopende donkere driehoekige vlek aan de buitenzijde van de buitenste dwarslijn. De voor deze familie kenmerkende tand aan de binnenkant van de voorvleugel is klein en valt nauwelijks op. Het borststuk is donker en de antennen van het mannetje zijn sterker gekamd dan die van het vrouwtje.