Vliegtijd & gedrag
Juni-augustus in één generatie.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Levenscyclus
Bijvoetmonnik
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop, soms meerdere jaren, in een stevige cocon in de grond.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Deze bruinachtig grijze Cucullia-soort heeft een weinig uitgesproken tekening op de voorvleugel. Toch zijn de dwarslijnen, de ringvlek en de niervlek over het algemeen goed zichtbaar. Opvallend zijn de behaarde halskraag en de dicht tegen het lichaam gedrukte vleugels. De achtervleugel is witachtig en heeft een bruine zoom.
Gelijkende soorten vlinder
Zie de absintmonnik (C. absinthii).
Verspreiding
Zeldzaamheid
Een soort waarvan verspreid over het land slechts enkele zwervende exemplaren zijn waargenomen. De laatste waarneming dateert uit 1954 in Zuid-Holland.
België
Zeer zeldzaam. Vroeger gemeld uit Antwerpen en Namen, maar recente waarnemingen ontbreken.
Mondiaal
In Europa van Zuid-Frankrijk en de omgeving van Parijs naar het oosten. In het noorden tot Denemarken, Zuid-Zweden, St.Petersburg en de Oeral. Een paar vangsten in Zuid-Engeland en Zuid-Finland. Naar het zuiden tot de Pyreneeën, de zuidkant van de Alpen, Hongarije, Roemenië, Oost-Bulgarije en de kusten van de Zwarte Zee. Oude opgaven van het Iberisch schiereiland zijn twijfelachtig en behoeven bevestiging. Via Midden-Azië tot Oost-China, Korea en Japan (vanaf West-Siberië betreft dit ssp. perspicua Warnecke, 1919). In Noord-Duitsland en Denemarken vindt uitbreiding naar het (Noord)westen plaats. Een overzicht hiervan (met kaarten) publiceerde Lobenstein (1982).