Vliegtijd & gedrag
Mei-augustus in twee generaties. De vlinders komen op licht en bezoeken overdag bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Bleekschouderuil
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in de grond.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Is een subtropische soort. Van de Canarische eilanden tot Centraal-Azië, Kasjmir en Oost-Siberië. Niet in Noord-Europa. 'De noordgrens ligt waarschijnlijk aan de zuidkant van de hooggebergten Pyreneeën - Alpen - Karpaten en in Oost-Europa in het uitgestrekte steppegebied van de USSR' (Heinicke & Naumann, 1980 - 1982). In Midden-Europa alleen als zeldzame trekvlinder.
Benaming
- Engelse naam Pale Shoulder
- Duitse naam Gelbhorn-Eulenspinner
- Franse naam le Collier blanc
- Synoniemen Tarache lucida
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Kop en schouders van dit mooie uiltje zijn bleek t.o.v. de rest van de vleugels. Ook de Engelse naam geeft dit aan. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Acontia: akontias is een slangesoort, naar de vlugge manier van bewegen, aldus Treitschke.lucida: lucidus is helder, glimmend. Dit verwijst naar de witte vlekken op de vleugels.
Auteursnaam en jaartal
(Hufnagel, 1766)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-15 mm. De voorvleugel van deze uil heeft een sterk gebogen voorrand en een contrastrijk uiterlijk. Opvallend is het witte veld bij de vleugelwortel, dat evenals de bovenzijde van het borststuk grijsachtig gevlekt is. De rest van de voorvleugel is grotendeels bruinachtig donkergrijs of zwartachtig met langs de voorrand een opvallende grote witte vlek en een in grootte variërende witte vlek bij de binnenrandhoek. Op de voorvleugel bevinden zich vaak vage oranjeachtige vlekjes, met name op de grens van de donkere en de lichte velden; ook kan het donkere gedeelte van de vleugel soms een oranjeachtige tint hebben. De achtervleugel is witachtig in het midden en heeft brede zwarte randen.