Vliegtijd & gedrag
Half mei-half oktober in twee generaties; de tweede generatie is talrijker dan de eerste. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Bleke grasuil
Rups: september-mei en juli-augustus. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Europa: noordelijk tot Schotland, Shetland, Midden- en Noord-Scandinavië. Naar het zuiden tot Spanje, Sicilië en Noord-Griekenland. Naar het oosten dwars door Azië tot Japan. Vroeger was luteopallens een ssp van pallens maar tegenwoordig van M. oxygala (Grote, 1881).
Benaming
- Engelse naam Common Wainscot
- Duitse naam Bleiche Graseule
-
Franse naam
la Blême
la Noctuelle pâle
la Leucanie blafarde - Oud Nederlandse naam bleke rietuil
-
Synoniemen
Leucania pallens
Sideridis pallens
Aletia pallens
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.De bleke grasuil is vaak, maar zeker niet altijd, nogal bleek van uiterlijk. Ook de wetenschappelijke naam wijst op de bleke kleur. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.pallens: pallens is bleek, naar de kleur van de voorvleugel.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De voorvleugel is vrij smal en loopt spits toe, maar heeft geen uitstekend puntje aan de vleugelpunt. De grondkleur is helder strokleurig of roodachtig bruin, soms met bruine strepen. De tekening bestaat verder nagenoeg uitsluitend uit lichte aders; op de plaats van de buitenste dwarslijn liggen geen of slechts weinig zwarte stippen. Op de kraag is geen lijn zichtbaar. De achtervleugel is doorgaans witachtig, soms fijn grijs bespikkeld en heeft geen middenvlek; in sommige gevallen is de achtervleugel uitgebreider grijs bespikkeld (vooral bij het vrouwtje) of zijn er zelfs zwarte streepjes aanwezig. Vlinders met een donkere voorvleugel en een rookgrijze achtervleugel hebben vaak uitgebreide zwartachtige strepen aan de onderzijde van de voorvleugel; meestal betreft dit exemplaren van de tweede generatie.