Vliegtijd & gedrag
Begin oktober-half november in één generatie. De vlinders komen goed op licht. Overdag zijn ze soms rustend aan te treffen op een beukenstam, waarop ze door hun grijsachtige grondkleur nauwelijks opvallen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Bleke novemberspanner
Rups: april-juni. De rups verpopt zich in de grond. De soort overwintert als ei op een twijg of op de schors.

Vlinder
Verspreiding
Volgens Múller (1996) is christyi minder verbreid dan dilutata. Van Spanje en de Britse eilanden tot de Balkan; in het noorden tot Scandinavië en in het zuiden tot het noordelijke Middellandse Zeegebied (zonder de eilanden), in het oosten de Oekraïne, Trans Kaukasië en Armenië (Viidelepp 1996).
Benaming
- Engelse naam Pale November Moth
- Duitse naam Buchenwald-Herbstspanner
- Franse naam l'Épirrite de Christy
- Synoniemen Oporinia christyi
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Deze spanner vliegt in november en het uiterlijk is bleker dan dat van de novemberspanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Epirrita: epirrheo is stromen, met de stroom meedrijven. De zoveelste variant van Hübner's voorkeur voor het beeld van stromen, rivieren en beekjes.christyi: W. M. Christy (1863 - 1939) wordt met deze naam eer aangedaan. Hij was een Engels entomoloog die het type-exemplaar van deze soort ving te Rannoch, Schotland.
Auteursnaam en jaartal
(Allen, 1906)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 14-19 mm. Een spanner met een glanzende grijs- of bruinachtige voorvleugel en een lichte achtervleugel. De voorvleugel is over het algemeen bleker gekleurd dan bij de beide andere Epirrita-soorten en heeft meestal een duidelijk gebandeerd uiterlijk. De V-vormige vlek op de voorvleugel, gevormd door de vertakking van de donkere ader is, indien aanwezig, scherp afgetekend en vrij smal. De kleine, niet altijd aanwezige middenstip is variabel van vorm en ligt duidelijk los van de binnenrand van de donkere buitenste dwarsband. De dwarsband maakt een wijde boog om de middenstip heen in een hoek van altijd meer dan 110°; vooral bij het vrouwtje is dit kenmerk meestal goed te zien. De variatie in de tekening is groot en bij bruine vormen is er soms een bruine middenband aanwezig.