Vliegtijd & gedrag
Half mei-half augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Bont halmuiltje
Rups: augustus-mei. De rups leeft in de halmen van de waardplant en verlaat deze alleen om van halm te wisselen. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een losse cocon tussen de wortels van de waardplant.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Europa, naar het noorden tot Zuid-Schotland, Noord-Denemarken, Zuid-Zweden en Estland. Naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Zuid-Italië en Bulgarije. De kaukasus. In het zuiden zijn de areaalgrenzen nog niet goed bekend i.v.m. de sterk gelijkende O. latruncula.
Benaming
- Engelse naam Rufous Minor
- Duitse naam Buntes Halmeulchen
-
Franse naam
l'Oligie versicolore
la Procude versicolore -
Synoniemen
Procus versicolor
Miana versicolor
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De Oligia- en Mesoligia-soorten zijn samengevoegd onder de groepsnaam halmuiltje. De rupsjes van deze soorten brengen een groot deel van hun leven door in of op grashalmen.Dit halmuiltjes is een bonte vlinder; lees ook maar bij 'toelichting wetenschappelijke naam'. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Oligia: oligos is klein. Alle soorten binnen dit genus zijn klein.versicolor: versicolor is met veranderende kleur, deels gekleurd. Waarschijnlijk is de laatste betekenis bedoeld. Er is een contrast tussen de duidelijk blekere ronde vlek en de donkere ondergrond en tussen het donkere basale gebied en het terminale gedeelte dat bleek is met een wijnkleurig rode bestuiving.
Auteursnaam en jaartal
(Borkhausen, 1792)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 11-12 mm. Deze uil komt qua uiterlijk sterk overeen met de verwante soorten gelobd halmuiltje (O. strigilis) en donker halmuiltje (O. latruncula). Duidelijk getekende exemplaren met een heldere, lichte ringvlek en niervlek, die duidelijk contrasteren met de grondkleur van de vleugel, behoren meestal tot het bont halmuiltje (zie echter ook het donker halmuiltje). De voorvleugel heeft vaak een roodachtig bruine marmering en een brede grijsachtig witte band in het zoomveld. Deze band is min of meer gelobd aan de binnenzijde, echter doorgaans minder uitgesproken dan bij het gelobd halmuiltje; met name de lob vlak bij de binnenrand van de vleugel springt er minder uit dan bij het gelobd halmuiltje. De insnijdingen zijn doorgaans ook minder diep en minder duidelijk gemarkeerd als bij het gelobd halmuiltje. Kenmerkend voor het bont halmuiltje is de aanwezigheid van een duidelijk zichtbaar, om de niervlek naar de voorrand lopende, en in feite met de binnenzijde van de band in het zoomveld samenvallende buitenste dwarslijn. Op de bovenzijde van het borststuk zijn één of meer roodachtig bruine haarbosjes aanwezig. Bij onzekerheid is vergelijking met referentiemateriaal nodig. Bij blijvende twijfel kan alleen genitaliënonderzoek de gewenste zekerheid geven.