Verspreiding
Levenscyclus
Bosrandspinner
Rups: juni-juli. Ebert: De rups leeft in nesten op sleedoorn en wordt daardoor snel met lanestris verwisseld. Onderscheid: donkerder beharing en veel zwakkere geeltekening.

Rups
Verspreiding
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via West-, Midden- en Zuid-Europa naar het oosten tot Rusland. Naar het noorden tot Noord-Duitsland. In het zuiden via Italië en de Balkan tot West-Azië. Deze soort is in grote gebieden Midden-Europa uitgestorven of wordt met uitsterven bedreigd; het areaal is sterk verbrokkeld.
Benaming
- Duitse naam Hecken-Wollafter
-
Franse naam
la Laineuse du prunellier
le Bombyx evérie - Synoniemen Bombyx catax
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
bosrandspinnerDe rupsen van de Spinner-familie spinnen een meer of minder stevige cocon om in te gaan verpoppen.Ebert toont in zijn Baden-Wüttemburg-reeks een foto van een mooie open bosrand als habitat van deze bosrandspinner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eriogaster: erion is wol en gaster is de buik. Dit slaat op de wollige anale pluim.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: ♂ 15-17 mm, ♀ 17-19 mm. Het mannetje van deze spinner heeft een brede okergele voorvleugel met een opvallende, scherp afgetekende, witte middenvlek. Een vage, soms afwezige binnenste dwarslijn en een duidelijke buitenste dwarslijn begrenzen een iets meer bruinachtig getint middenveld. De okergele kleur zet zich nog voort als een smalle zone aan de buitenzijde van de buitenste dwarslijn, de rest van het zoomveld van de voorvleugel heeft, net als de gehele achtervleugel, een bruinachtig grijze kleur met een paarse tint. Het vleugelpatroon van het iets grotere vrouwtje komt hier grotendeels mee overeen. Alleen is hier sprake van een grotendeels roestbruine voorvleugel waarop slechts een geelachtige buitenste dwarslijn zichtbaar is.