Vliegtijd & gedrag
Begin juli-begin september in één generatie. De vlinders komen op licht en smeer.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Levenscyclus
Bruine granietuil
Rups: april-juni. De rups leeft eerst op de halmen van de waardplant, later dicht bij de grond in gangen die bekleed zijn met afgebeten plantendelen; in deze gangen vindt ook de verpopping plaats. De soort overwintert als ei.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 16-20 mm. De olijfbruine voorvleugel heeft een groenige glans en een bont patroon van witte, zwartgerande vlekken en dwarslijnen; de hoeveelheid wit kan variëren. De ringvlek en de niervlek zijn groot en wit met daarin zwarte lijntjes; de eveneens witte halvemaanvormige tapvlek kan donker gevuld zijn.
Gelijkende soorten vlinder
De witvlek-silene-uil (Hadena albimacula) is kleiner en mist de olijfgroene tint; de witte tekening is minder uitgebreid en in plaats van een halvemaanvormige witte tapvlek is een min of meer rechthoekige vlek aanwezig.
Foto's
Vlinder
Verspreiding
Zeldzaamheid
Zeldzaam. Komt vrijwel uitsluitend voor op de Veluwe en lokaal op de zandgronden in Drenthe en Zuidoost-Friesland. RL: gevoelig.
België
Beperkt tot Wallonië. Verbreid, maar zeldzaam en lokaal in de Ardennen.
Mondiaal
Midden- en Noord-Europa. In Scandinavië tot Midden-Noorwegen, Noord-Zweden en Midden-Finland; in Rusland tot Karelië en Kirow (de oostelijkste vindplaats). Verdere verbreiding in Rusland is onbekend. Naar het westen en zuiden tot de Franse Oceaankust, Zuid-Frankrijk, Midden-Italië en Macedonië. In de lage delen van Noord- en Oost-Duitsland schijnt ze pas in de 20e eeuw binnengekomen te zijn. Tot 1850 alleen bekend van de Alpen tot het Harz-gebergte. 1890 in Berlijn, 1900 Brandenburg, 1903 Mecklenburg en 1917 Pommeren (Chappius 1942).