Vliegtijd & gedrag
Eind april-half oktober in twee generaties. De vlinders komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Bruine prachtuil
Rups: juni-juli en september-oktober. Er zijn geen rupsenvondsten bekend uit Nederland. De soort overwintert als pop.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije), de Europese landen langs de Middellandse zee, naar het noorden Midden-Frankrijk en de Zuid-Alpen, het oosten van Oostenrijk, Slowakije, Roemenië, Zuid-Rusland en Voor-Azië (Cyprus, Turkije, Irak).
Benaming
- Engelse naam The Passenger
- Duitse naam Blassstirniges Flechtenbärchen
- Franse naam la Passagère
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De grondkleur van deze mooi getekende uil is grijsbruin. De totale indruk van deze vlinder is prachtig. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Dysgonia: dus- is een voorvoegsel dat iets zieks aanduidt, met problemen; zoals b.v. in dyslexie en gonia is een hoek. Hübner omschrijft een onregelmatige postnediane lijn; de preciese betekenis van het voorvoegsel is niet geheel duidelijk.algira: Algerije is de plaats waar het type exemplaar werd gevonden.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1767)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 17-23 mm. Deze spinneruil is in rusthouding te herkennen aan de brede driehoekige vorm. Over de bruine voorvleugel loopt een brede getailleerde lichte middenband, die grijsachtig bruin of rozeachtig grijs van kleur is. In de vleugelpunt liggen twee, vaak samengevloeide donkerbruine vlekken. Door deze karakteristieke tekening onderscheidt de soort zich van alle andere in Nederland voorkomende uilen. De grondkleur van de voorvleugel is variabel en loopt uiteen van middenbruin tot donkerbruin met soms een paarsachtige tint. Over het midden van de achtervleugel loopt een smalle diagonale vuilwitte dwarsband.