Vliegtijd & gedrag
Begin mei-half oktober in twee generaties. De vlinders rusten overdag tussen de waardplant of andere vegetatie en zijn gemakkelijk op te jagen. Ze vliegen vanaf de schemering boven de waardplant en bezoeken bloemen; ze komen zowel op licht als op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Bruine snuituil
Rups: juli-mei. De rups is ´s nachts actief en verbergt zich overdag tussen samengesponnen bladeren van de waardplant; jonge rupsen zitten vaak met meerdere exemplaren bij elkaar. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon tussen de bladeren van de waardplant.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder
Verspreiding
Wijdverbreid in Europa van het Iberisch schiereiland via Frankrijk, Italië en de Balkan tot Griekenland en Turkije. De Middellandse zee vormt de zuidgrens. Naar het noorden tot bij de poolcirkel en naar het oosten tot Japan.
Benaming
- Engelse naam The Snout
- Duitse naam Nessel-Schnabeleule
-
Franse naam
la Noctuelle à museau
l'Hypène proboscidale - Oud Nederlandse naam snuitvlinder
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.De grondkleur van deze soort is, zeker bij de eerste generatie, bruin. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Hypena: hypene is een snor of een baard, naar de behaarde labiale palpen en mogelijk ook naar de haarborsteltjes die op de poten van een aantal soorten zitten. Hypena had aanvankelijk de status van een familie.proboscidalis: proboscis is een olifantenslurf, naar de lange, vooruitgestoken palpen. Het is logischer om de twee palpen aan te duiden met olifantenslurf dan met mondgedeelte. Een slurf is een neus die ook gebruikt wordt als arm, terwijl een haustellum een mond is. Neus en mond zijn verschillende organen.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-19 mm. De 'snuit', die deze soort gemeen heeft met alle snuituilen, is door de extra lange, omhoog gerichte palpen zeer opvallend. Het lichaam is slank en de voorvleugel is breed met een naar achter buigende vleugelpunt. De grondkleur varieert van bruin tot dof grijsachtig bruin of donker purperachtig bruin. Over de vleugel lopen twee donkerbruine dwarslijnen. Vlinders van de tweede generatie zijn duidelijk kleiner en vaak ook donkerder. Bij afgesleten exemplaren kunnen de palpen afgebroken zijn, maar blijft het dwarslijnenpatroon zichtbaar.