Vliegtijd & gedrag
Begin september-half november in één generatie. De vlinders komen op licht en soms op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Coniferenuil
Rups: februari-juli. De verpopping vindt plaats in de grond. De soort overwintert als ei op de naalden van de waardplant.

Rups

Vlinder

Museum
Verspreiding
Een West-Europese soort; bekend van Spanje, Portugal, Frankrijk, België, Nederland, Engeland (inclusief Schotland), Zweden, Noord-Italië, Corsica en Sardinië, en een kleine populatie in Dalmatië. Buiten Europa alleen een populatie in Noordwest-Afrika (de Maghreb). In het zuidoosten van het areaal is verwisseling mogelijk met de zustersoort Lithophane lapidea (Hübner, 1808). Deze soort vliegt in de Franse Alpen, Noord-Italië, voormalig Joegoslavië, de Balkan, Kreta en oostelijk tot in Klein-Azië.
Benaming
- Engelse naam Blair's Shoulder-knot
- Duitse naam Kleine Heidekrauteule
- Franse naam la Noctuelle du cyprès
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De rups van deze uil leeft op (gekweekte) coniferen en de eerste exemplaren die in Zeeland werden waargenomen, zijn waarschijnlijk met coniferen ons land ingekomen. Meer over Nederlandse namen Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Lithophane: lithos is een steen en phaino, phan is blijken te zijn; de vlinder vertoont gelijkenis met een steen en valt in rust daardoor nauwelijks op (hoewel de soorten uit dit geslacht vaker op een paaltje of takje zitten te rusten). leautieri: in deze naam wordt M. Leautier geëerd, hij ontdekte deze soort in het zuidwesten van Frankrijk.
Auteursnaam en jaartal
(Boisduval, 1829)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze uil is te herkennen aan de smalle grijze voorvleugel met de zwarte lengtestrepen; de lange zwarte schouderstreep valt het meest op en vormt een onderscheidend kenmerk ten opzichte van andere in het najaar vliegende uilen. Naast een soms opvallend lichte en langwerpige ringvlek is vaak een rozeachtig bruine niervlek zichtbaar. De zwarte strepen en de rest van de tekening variëren in intensiteit. Sommige exemplaren hebben een roze tint op de achtervleugel, aan de onderzijde van zowel de voor- als de achtervleugel en op het achterlijf.