Vliegtijd & gedrag
Juni-begin augustus. De vlinders komen op licht en kunnen overdag opgejaagd worden uit lage vegetatie.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Crème stipspanner
Rups: juni-mei. De rupsen groeien erg langzaam. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de strooisellaag of in de grond.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Van Spanje, West- en Midden-Europa (inclusief Engeland) via de gematigde zone tot Oost-Azië. In Scandinavië tot de Noordkaap (uitzonderlijk voor spanners); in het zuiden: de Pyreneeën, de Alpen en via de Karpaten tot het Altaj-gebergte.
Benaming
- Engelse naam Smokey Wave
- Duitse naam Heidelbeer-Kleinspanner
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. Crème wijst op de grondkleur van deze vlinder. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.ternata: terni is ieder drie; de drie lijnen op alle vier de vleugels. Macleod denkt aan de drie bleke lijnen op de rug van de rups, maar vanwaar dan 'ieder' ? In ieder geval was in 1802 de levenscyclus nog onbekend.
Auteursnaam en jaartal
Schrank, 1802
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-15 mm. De vleugels zijn crèmekleurig met een fijne donkergrijze bespikkeling en lijken daardoor enigszins grauw. De zwak golvende, bruinachtige dwarslijnen zijn niet scherp afgetekend maar altijd wel goed zichtbaar, met uitzondering van de binnenste dwarslijn die soms erg vaag is. De middenstip op de vleugels ontbreekt. De franjelijn, indien zichtbaar, is dun. Het mannetje is over het algemeen groter, is intenser bespikkeld, en heeft onduidelijker dwarslijnen dan het vrouwtje.