Vliegtijd & gedrag
Deze trekvlinder kan in Nederland tussen april en oktober worden waargenomen. Vanuit Zuid-Europa trekken de vlinders ieder jaar richting het noorden; ze brengen hier in de zomer een nieuwe generatie voort. In het najaar trekt een gedeelte van de vlinders weer terug naar het zuiden, de rest sterft hier. De vlinders worden veel op nectarplanten aangetroffen, maar niet op rottend fruit. De uiterste data waarop een vlinder is gezien, zijn 8 januari en 19 december.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Distelvlinder
Rups: mei-oktober; de meeste rupsen sterven hier in de late herfst. De soort overwintert in Zuid-Europa als vlinder of als actieve rups; in Nederland kan de distelvlinder niet overwinteren. ei-afzetHet vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af, meestal op de bovenzijde van bladeren van planten die in een lage vegetatie en in de volle zon groeien. Om een geschikte plant te vinden, gebruikt zij de zintuigen op het voorste, onbehaarde gedeelte van het eerste potenpaar, de poetspoten.rups en verpoppingZodra de rups is uitgekomen, gaat hij naar de onderzijde van het blad en maakt een los, zijden spinsel door de hoeken van een of meer bladeren bij elkaar te spinnen. In dit spinsel leeft hij van de bladeren. Alleen de hardste nerven blijven intact. Wanneer het blad op is, maakt hij een nieuw nest, altijd op dezelfde plant. Zo ontstaat een markant geheel van bladeren en verlaten spinsels met bladskeletten en uitwerpselen. Als er meerdere rupsen op dezelfde plant leven, wordt de hele plant kaalgevreten; zijn er teveel rupsen dan verhongert een deel. Na de laatste vervelling leeft de rups open en bloot op de waardplant. De verpopping vindt plaats in een los spinsel van bladeren, meestal op een plant in de buurt van de waardplant.vlindersDe vlinders die gaan trekken komen door een nog onbekend mechanisme ongeveer gelijktijdig uit en vertrekken kort daarna, zonder te paren. De vrouwtjes zijn niet direct vruchtbaar en tijdens de lange trektocht dragen ze nog geen eitjes mee. De eitjes ontwikkelen zich pas als het vrouwtje in geschikt leefgebied is gearriveerd; de dichtheid hangt af van het aantal vlinders dat in april-juni Nederland bereikt, maar kan hoog zijn, zo´n 12 tot 54 individuen per hectare.De vlinders worden relatief vaak op nectarplanten gezien, nooit op rottend fruit. Een veel gebruikte nectarplant is akkerdistel maar ook op andere planten zoals de vlinderstruik en koninginnenkruid zijn ze geregeld te zien.In Nederland aangekomen verdedigen de mannetjes van de namiddag tot de vroege avond een territorium, meestal een open zonnige plaats bij een lage vegetatie. De paring, die vaak in de namiddag plaatsvindt, wordt voorafgegaan door een baltsvlucht waarbij mannetje en vrouwtje snel om elkaar heen cirkelen.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder

Museum
Verspreiding
De distelvlinder is een standvlinder in Afrika, op de Canarische eilanden en Madeira en in sommige warme mediterrane gebieden.
Benaming
- Engelse naam Painted Lady
- Duitse naam Distelfalter
- Franse naam La Belle Dame
- Oud Nederlandse naam distelvink
-
Synoniemen
Pyrameis cardui
Cynthia cardui
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
Vanessa: zoals veel namen die Fabricius aan vlinders gegeven heeft, is ook deze weer een probleem. Sodoffsky meende dat Fabricius Phanessa bedoelde en bracht dit in verband met de Griekse woorden phaino, phane en phanos die resp. schijnen, toorts en helder betekenen. Het is heel goed mogelijk dat Fabricius deze klankrelatie als woordspelletje op het oog had voor een groep helder gekleurde vlinders. Ook is mogelijk dat Fabricius het gedicht Cadenus and Vanessa van Dean Swift in gedachten had; hij was goed thuis in Engeland en het is mogelijk dat hij Engeland een complimentje wilde geven, liever dan terugvallen op een klassieke schrijver.cardui: Carduus is het plantengeslacht distel dat Linnaeus correct aangaf als waardplant van deze soort.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1758)
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Herkenning
Voorvleugellengte: 26-30 mm. Een vrij grote oranje vlinder die van de parelmoervlinders onderscheiden kan worden door de grote zwarte diehoekige vlek in de vleugelpunt van de voorvleugel.