Vliegtijd & gedrag
Begin juli-half augustus in één generatie. De vlinders verschijnen vroeg in de ochtend, als de mieren nog rusten. Ze voeden zich met nectar van onder andere grote pimpernel. De mannetjes besteden veel tijd aan het zoeken van nectar en aan het maken van patrouillevluchten. De vrouwtjes paren al meteen de eerste dag dat ze uit de pop gekomen zijn en beginnen direct daarna met het afzetten van de eieren.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Donker pimpernelblauwtje
Rups: begin augustus-begin juli. Jonge rupsen eten van de zaden van de waardplant. Na de derde vervelling laat de rups zich op de grond vallen en wacht tot hij wordt meegenomen door een gewone steekmier (Myrmica rubra); soms is de moerassteekmier (M. scabrinodis) de waardmier van het donker pimpernelblauwtje. De soort overwintert als rups in het mierennest en daar vindt ook de verpopping plaats. ei-afzetHet vrouwtje zet per keer één tot vijf eitjes afzonderlijk af op relatief forse bloemhoofdjes die nog geen bloemen hebben en nog geen nectar produceren. Dit in tegenstelling tot het pimpernelblauwtje, dat eerder vliegt, kleinere bloemhoofdjes uitzoekt en één eitje per hoofdje afzet. De waardmier is de gewone steekmier, soms ook de moerassteekmier. Omdat deze mieren maar enkele meters van het nest vandaan gaan, selecteert het vrouwtje planten die dichtbij een mierennest groeien. Alleen in jaren met grote aantallen vlinders worden ook planten gebruikt waar geen geschikte mieren bij in de buurt leven.rups en verpoppingDe rupsen leven aanvankelijk van de zaden. Na de derde vervelling laten ze zich op de grond vallen, waar ze blijven liggen totdat ze ontdekt worden door een waardmier. Na vijf tot vijftien minuten krijgt de mier een druppel zoetigheid. De rups richt zich op, de mier pakt hem en gaat met de rups tussen zijn kaken naar het nest. Rupsen van het donker pimpernelblauwtje worden door mieren sneller gevonden en lijken aantrekkelijker dan die van het pimpernelblauwtje: de rups van het donker pimpernelblauwtje wordt meestal binnen een kwartier meegenomen, bij het pimpernelblauwtje duurt dit vaak een tot twee uur. Ook zijn de nesten van de gewone steekmier groter dan die van de moerassteekmier en er kunnen meerdere rupsen in één mierennest overleven. Wel duurt het langer om zo´n mierennest op te bouwen. Hierdoor kan het donker pimpernelblauwtje in relatief kleine gebieden vrijwel alle gastmiernesten tijdelijk vernietigen, waardoor hij op zoek moet naar een ander leefgebied. De rups eet kleine mierenlarven en eitjes en overwintert tussen de mierenlarven. In het voorjaar groeit de rups verder en verpopt vlakbij de uitgang van het mierennest.vlindersDe dichtheid aan vlinders op de vliegplaatsen is doorgaans hoog tot zeer hoog, zo´n 16 tot 260 individuen per hectare. De vlinders voeden zich met nectar van bloemen en kruidachtige planten, bij voorkeur van de grote pimpernel. Mannetjes komen gemiddeld een tot drie dagen eerder uit dan vrouwtjes. Mannetjes besteden een groot deel van de tijd aan het zoeken naar nectar op grote pimpernel of het houden van patrouillevluchten. Vrouwtjes paren meestal in de ochtend of vroege middag van de dag dat ze uit de pop zijn gekomen en beginnen direct daarna eitjes af te zetten.

Vlinder

Museum
Verspreiding
Het donker pimpernelblauwtje komt voor van Zuid-Nederland en Noord-Spanje tot de Oeral en de Kaukasus. De soort is vooral te vinden in Midden-Europa, maar er zijn geïsoleerde populaties in Noord-Spanje en Oost-Frankrijk.
Benaming
- Engelse naam Dusky Large Blue
-
Duitse naam
Dunkler Moorbläuling
Dunkler Wiesenknopf-Ameisen-Bläuling - Franse naam l'Azuré des paludes
-
Oud Nederlandse naam
bruin maasblauwtje
maasblauwtje
roerblauwtje -
Synoniemen
Maculinea nausithous
Maculinea arcas
Lycaena arcas
Glaucopsyche nausithous
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Toelichting wetenschappelijke naam
Auteursnaam en jaartal
(Bergsträsser, 1779)
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Herkenning
Voorvleugellengte: circa 17 mm. De bovenkant van de vleugels is bij het mannetje dof donkerblauw met een sterke bruine bestuiving; zwarte vlekken zijn niet altijd aanwezig. Het vrouwtje is bruin met weinig blauwe wortelbestuiving. De onderkant van de vleugels is kaneelbruin met slechts een enkele rij vage vlekjes langs de achterrand. De kaneelbruine onderkant is het meest betrouwbare kenmerk van deze vlinder.