Vliegtijd & gedrag
Eind mei-half september in één generatie; bij hoge temperaturen of extreme droogte gaan de vlinders gedurende een periode van maximaal enkele weken in zomerslaap (aestivatie). De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere spoorbloem en vlinderstruik.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Donkere aarduil
Rups: september-mei.

Vlinder
Verspreiding
Noordwest-Afrika (Marokko), Europa en Azië. In Europa naar het noorden tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid- en Oost-Finland. Naar het zuiden tot de Middellandse Zee. Nog niet in Albanië en Griekenland. Dwars door Voor-Azië en Midden-Azië, zuidelijk tot Afghanistan en Noord-India, naar het oosten tot China, Korea, Japan en de Koerilen.
Benaming
- Engelse naam Stout Dart
- Duitse naam Sandrasen-Bodeneule
- Franse naam la Noctulelle rousselette
-
Synoniemen
Agrotis ravida
Rhyacia ravida
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De vlinder is donker en de rups houdt zich veelal dichtbij de grond op. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Spaelotis: spaelotis heeft geen betekenis of, en dat is waarschijnlijker, het woord is misvormd. Macleods beschouwt het als een afleiding van spelaiotes is een grotbewoner, naar de leefwijze van de rups. Echter, de rups van ravida voldoet hier niet aan.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-22 mm. De lange smalle en stompe voorvleugel is meestal grijsachtig bruin. Langs de voorrand bevindt zich een, soms aanzienlijk brede, roodachtig getinte strook. Opvallend is de lange zwarte streep in het wortelveld; bij sommige roodachtige, zwak getekende exemplaren ontbreekt deze echter. De achtervleugel is vuilwit, langs de achterrand iets donkerder.