Vliegtijd & gedrag
Eind juli-eind september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Donkere grasuil
Rups: maart-juli. De rups foerageert vooral ´s nachts, eerst op de bladeren van de waardplant, later onder aan de stengel en in de wortels. De eieren worden los in het gras afgezet en overwinteren.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van het Iberisch schiereiland via heel Europa tot Siberië. Naar het noorden tot iets onder de poolcirkel in Scandinavië. De zuidgrens: Italië, de Balken en de Zwarte Zee en verder tot Midden-Azië.
Benaming
- Engelse naam Hedge Rustic
- Duitse naam Dunkelbraune Lolcheule
- Franse naam la Noctuelle du gazon
- Oud Nederlandse naam donkere vlinder
-
Synoniemen
Epineuronia cespitis
Heliophobus cespitis
Neuronia cespitis
Luperina cespitis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.De Duitse soortnaam geeft donkerbruin aan, een oude Nederlandse naam is donkere vlinder en de wetenschappelijke Genusnaam geeft modderkleurig aan. Alles wijst op het donkere uiterlijk. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Tholera: tholeros is modderig, naar de kleur van de voorvleugels.cespitis: caespes, caespitis is graszode, naar de voedselplant van de rups: grassen en zeggen.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-19 mm. De tamelijk brede voorvleugel van deze stevig gebouwde uil heeft een rechte voorrand en een vrij gelijkmatig zwartachtig bruine grondkleur met daarover een fijne goudgele spikkeling. Goed zichtbaar zijn de goudgeel omlijnde ringvlek en niervlek en de lichte golflijn; de donkere, enigszins licht gerande middelste dwarslijnen zijn minder opvallend. Er is weinig variatie; soms vertoont de niervlek een puntvormige uitstulping in de richting van de ringvlek. Het mannetje heeft licht geveerde antennen en een grotendeels witachtige achtervleugel. Bij het vrouwtje is de achtervleugel grijs en bij de vleugelwortel witachtig.