Vliegtijd & gedrag
Eind juni-eind september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht (vaak al vroeg in de avond) als op smeer.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Donkere iepenuil
Rups: april-juni. De rups leeft tussen samengesponnen bladeren. De rups is kannibalistisch, ook als er voldoende voedsel aanwezig is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Van Noordwest-Afrika (Marokko) naar Zuid- en Midden-Europa; naar het noorden tot Noord-Engeland, Denemarken en Zuid-Zweden (één vangst in Finland) tot Petersburg. Noord- en Midden-Azië tot Japan.
Benaming
- Engelse naam Lesser-spotted Pinion
- Duitse naam Rotbraune Ulmeneule
- Franse naam la Cosmie baie
- Oud Nederlandse naam bloedverwant
- Synoniemen Calymnia affinis
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Cosmia affinis en Cosmia diffinis hebben veel gemeen. Deze soort (Cosmia affinis) heeft ook de iep als belangrijke waardplant en is de donkerste van de twee. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Cosmia: kosmios is gepast, netjes, naar het duidelijke uiterlijk van de soorten binnen dit genus. Deze naam werd al genoemd door Hübner in zijn Tentamen, 1806.affinis: affinis is staat in relatie tot. Bedoeld wordt C. diffinis en niet C. pyralina zoals Spuler en Macleod beweren; pyralina werd acht jaar later pas beschreven.
Auteursnaam en jaartal
(Linnaeus, 1767)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-16 mm. Deze uil houdt in rust de vleugels dicht tegen het lichaam gedrukt. De binnenrand van de roodachtig bruine voorvleugel is naar binnen gebogen. De wit afgezette dwarslijnen vertonen vlak voor de voorrand een scherpe knik; de witte afzetting verbreedt zich hier tot een dikke witte lijn of een kleine driehoekige vlek. Ook aan het uiteinde van de vaag zichtbare golflijn bevindt zich een witachtige vlek. Deze vormt in combinatie met de witte vlek aan het uiteinde van de buitenste dwarslijn een zwakke halvemaanvormige vlek. De ringvlek en de niervlek zijn slechts vaag zichtbaar; de ringvlek is gereduceerd tot een zwart puntje dat lichtbruin omrand is. De achtervleugel is donker, soms bijna zwart van kleur met een vrij brede crèmekleurige achterrand en een iets smallere crèmekleurige voorrand.