Vliegtijd & gedrag
Half juni-begin oktober in één generatie. De vlinders komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Donkere korstmosuil
Rups: september-mei. De soort overwintert als jonge rups tussen korstmossen.

Rups

Vlinder
Verspreiding
In het zuiden van Noord-Afrika (Marokko tot Egypte) dwars door heel Zuid-Europa. Naar het noorden tot Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid-Finland en de noordelijke Baltische staten. Een brede gebiedsband in het noorden van Midden-Europa van Noord-Nederland via Noord-Duitsland en Noord-Polen was aanvankelijk schaars bezet. Speyer & Speyer,1862 gaven als noordgrens nog aan de lijn Parijs - Aken - Halle; deze grens is nu naar het noorden verschoven. In Zuid-Engeland zijn tussen 1953 en 1969 vier zwervers geregistreerd. Bij Hamburg waarnemingen sinds de dertiger jaren en bij Berlijn sinds 1949 (Warnecke, 1961). In rusland loopt de noordgrens boven Moskou langs. In het zuiden van Klein- en Voor-Azië (Kaukasus, Irak, Iran, Afganistan) tot Chinees Toerkestan.
Benaming
- Engelse naam Marbled Grey
- Duitse naam Graue Flechteneule
- Franse naam le Bryophile fraisillée
-
Synoniemen
Cryphia raptricula
Cryphia divisa
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De korstmosuilen hebben korstmos als waardplant. Deze soort is donkergrijs. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
raptricula: raptricula is een verkleinwoord van raptrix is een vrouwelijke rover. Denis en Schiffermüller voegden deze soort bij hun 'kleintjes' waaraan ze namen gaven die met diefstal te maken hebben. Zie ook O. latruncula.
Auteursnaam en jaartal
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 12-14 mm. Deze uil is door de lange, smalle voorvleugel goed te onderscheiden van de andere korstmosuilen. De kleur van de voorvleugel is variabel, maar is meestal donker bruinachtig grijs. Bij donkere exemplaren zijn de kenmerken slechts vaag te onderscheiden. Het meest opvallend zijn het uit twee lobben bestaande wortelveld, de donker- en licht omrande ringvlek en niervlek en het witachtig grijze uiteinde van de buitenste dwarslijn dat haaks op de binnenrand staat. Dit laatste kenmerk blijft ook bij zeer donkere exemplaren doorgaans zichtbaar. Bij lichtere exemplaren zijn de centrale dwarslijnen, de ringvlek en de niervlek meestal goed zichtbaar. De niervlek maakt daarbij deel uit van een lichter gekleurde vlek aan de binnenzijde van de sterk naar buiten gebogen buitenste dwarslijn. De achtervleugel is licht bruinachtig wit.