Vliegtijd & gedrag
Eind april-eind juli in één generatie. De vlinders rusten overdag in het gras en bezoeken bloemen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Drielijnuil
Rups: juni-april. De rups foerageert ´s nachts laag bij de grond en verbergt zich overdag in de grond, waar ook de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als rups.

Rups

Vlinder
Verspreiding
Nagenoeg heel Europa, noordelijk tot Noord-Engeland en Zuid-Scandinavië. Naar het zuiden tot Noord-Spanje, Zuid-Italië, Sicilië en Griekenland. Ook in Klein-Azië (Noord-Turkije) en in de Kaukasus.
Benaming
- Engelse naam Treble Lines
- Duitse naam Dreilinieneule
-
Franse naam
l'Évidente
la Noctuelle trilignée -
Synoniemen
Grammesia trigrammica
Meristis trigrammica
Caradrina trigrammica
Caradrina trilinea
Caradrina bilinea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
De drie lijnen dwars over de voorvleugel zijn kenmerkend. Ook de Latijnse, Franse, Duitse en Engelse naam wijst op de drielijnigheid. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Charanyca: khara is genoegen, plezier en nux, nuctos is nacht, nachtelijk. Verwijzend naar de nachtelijke levenswijze. Een Griekse benadering van Noctua.trigrammica: tri- is drie en gramma is lijn; met drie (dwars-)lijnen dus.
Auteursnaam en jaartal
(Hufnagel, 1766)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-17 mm. Deze stevig gebouwde uil heeft een vrij brede, enigszins spits toelopende voorvleugel. Kenmerkend is het patroon van drie ruwweg parallel lopende donkere dwarslijnen op een effen ondergrond. De binnenste en de buitenste dwarslijn zijn dun en vrij scherp; daar tussenin ligt een bredere diffuse middelste dwarslijn. De kleur van de voorvleugel bestaat uit een mengeling van grijs- of oranjeachtig bruin en melkwit met een fijne donkere spikkeling. De vleugelzoom is doorgaans donkerder dan de rest van de vleugel en ook aan de buitenzijde van de middelste dwarslijn is vaak een donkere zone aanwezig; bij sommige exemplaren is de vleugel vanaf de middelste dwarslijn tot aan de achterrand geheel donkerder. Soms komen donkerbruine vlinders voor met licht afgezette centrale dwarslijnen.