Dwergblauwtje

Cupido minimus

dwergblauwtje

Vliegtijd & gedrag

Eind april-half juni en eind juni-half augustus in twee generaties; de tweede generatie is partieel. De mannetjes scholen vaak samen in de buurt van enkele struiken of wat pollen gras. De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen. De uiterste data waarop een vlinder is gezien zijn 15 april en 17 augustus. De waarneming van 15 april 1885 betreft een collectie-exemplaar; de eerstvolgende waarneming is van 5 mei.

Verspreiding

Levenscyclus

Dwergblauwtje

Rups: half juni-half mei. Jonge rupsen voeden zich met het vruchtbeginsel en de zaden, grotere rupsen eten ook van de bloemen. De rupsen houden er een zeer verborgen leefwijze op na. De soort overwintert als rups in de strooisellaag. De eieren worden één voor één afgezet aan de onderkant van de bloemen van de waardplant. ei-afzetHet vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de jonge bloemen of bloemknoppen. Meestal wordt een eitje afgezet aan de harige basis van de bloemkelk. Daarna wrijft het vrouwtje met het achterlijf over de bloemen. Mogelijk is dit om een geurspoor achter te laten zodat het bloemhoofdje niet door andere vrouwtjes wordt gebruikt. Toch worden geregeld bloemhoofdjes gevonden met meerdere eitjes daarop.rups en verpoppingNet uit het eitje gekropen eet de rups een gaatje in de bloembodem en voedt zich met het vruchtbeginsel en de zaden. De lege eischaal blijft op de bloemknop achter en kan de hele zomer gevonden worden. Ervaren waarnemers inventariseren de soort aan de hand van deze ei-restanten. De opening in het vruchtbeginsel wordt zorgvuldig verborgen met uitwerpselen en spinsel. Als het vruchtbeginsel op is gaat de rups naar een andere bloem. De oudere rups eet ook bloemen en leeft aan de buitenzijde van het vruchtje, maar blijft er een verborgen leefwijze op na houden. De rupsen kruipen van de ene naar de andere bloem en als daar al een soortgenoot aanwezig is, eet de grotere de kleinere op. Rupsen moeten snel groeien want de wondklaver bloeit maar enkele weken. Ze zijn aantrekkelijk voor mieren en worden soms meegenomen naar het nest, waar de rups vervolgens verpopt. Rupsen die op de waardplant blijven, overwinteren in de strooisellaag, bijvoorbeeld tussen afgestorven delen van de waardplant. Sommige rupsen verpoppen zich nog hetzelfde jaar en brengen een partiële tweede generatie voort, maar de meeste verpoppen in het voorjaar. Ook de pop is aantrekkelijk voor mieren en wordt nogal eens meegenomen. vlindersIn mei vliegen de eerste vlinders. Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is doorgaans vrij hoog tot hoog, zo´n 4 tot 64 individuen per hectare, maar daarbij moet bedacht worden dat geschikte vliegplaatsen doorgaans maar een klein oppervlak hebben. Mannetjes scholen vaak samen in de buurt van enkele struiken of wat pollen gras. Daar zitten ze maximaal twee meter van elkaar vandaan op een halve tot anderhalve meter boven de grond. Alle kleine vlinders die langsvliegen worden achtervolgd. Maagdelijke vrouwtjes zoeken deze groepen mannetjes op en vertrekken weer als ze hebben gepaard. Daarna vliegen zij vooral in de buurt van wondklaver: zij zonnen en rusten daarop, drinken er nectar van en leggen er uiteraard de eitjes op. De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen. Zo´n rustplek wordt iedere avond gebruikt en ligt vaak een eindje van de samenscholingsplek en de nectar- en waardplanten vandaan. De belangrijkste nectarplant is wondklaver, maar ook rode klaver en rolklaver worden gebruikt. De vlinders worden relatief weinig op nectarplanten gezien.

Cocon

Verspreiding

Het dwergblauwtje komt voor van Ierland tot Oost-Azië en van Midden-Scandinavië en Schotland tot Midden-Spanje, Italië en Griekenland.

Benaming

  • Engelse naam Little Blue
    Small Blue
  • Duitse naam Zwergbläuling
  • Franse naam l'Argus Minime
  • Synoniemen Lycaena minima
    Lycaena minimus

Meer over de naam

Toelichting Nederlandse naam

Toelichting wetenschappelijke naam
Cupido: Cupido of Eros, de god van de liefde.minimus: minimus is de kleinste.

Auteursnaam en jaartal
(Fuessly, 1775)

Trends

Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.

Herkenning

Voorvleugellengte: circa 9 mm. De bovenkant van de vleugels is bruin en bij het mannetje is deze bij de wortel blauw bestoven. De onderkant van de vleugels is lichtgrijs met kleine zwarte, witgeringde vlekken. Het is het enige kleine blauwtje zonder oranje vlekjes op de onderkant. De vlinder is bovendien zo klein dat hij nauwelijks met andere soorten verward kan worden.

Habitat

De Vlinderstichting beschermt al 40 jaar vlinders en libellen. Wij vinden dat zij overal waar ze in de natuur thuis horen ook daadwerkelijk moeten voorkomen.

Graslanden

Kalkgraslanden

Planten

Wondklaver

Meer uit dezelfde familie

Doe mee aan de tuinvlindertelling

Heb je een vlinder of libel gespot? Meld het ons! Jouw waarnemingen zijn waardevol voor het behoud van deze insecten. Samen kunnen we hun populaties in kaart brengen en beschermen. Ga naar onze website en deel jouw observaties. Help mee aan het behoud van deze prachtige dieren en draag bij aan de wetenschap van de biodiversiteit.

Waarneming melden