Vliegtijd & gedrag
Begin juli-half augustus in één generatie. De vlinders drinken geregeld nectar. De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen, zijn 23 juni en 24 augustus.
- Ga direct naar
- Levenscyclus
- Herkenning
- Foto's
- Habitat & Waardplanten
Verspreiding in Nederland
Trends
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Levenscyclus
Dwergdikkopje
Rups: eind augustus-eind juni. De eiafzetting vindt plaats in groepjes in de schede van dorre grasbladeren. De soort overwintert als pas uitgekomen, nuchtere rups in een individueel coconnetje. De eitjes worden in kleine series afgezet in ingerolde verdorde bladeren van grote pollen. Als de rups uit het eitje komt, spint hij een cocon in de schede van een dorre grasstengel. Daarin overwintert hij nuchter. De vlinders drinken geregeld nectar. De dichtheid op de vliegplaatsen kan hoog tot bijzonder hoog zijn: van 64 tot 1000 exemplaren per hectare.
Herkenning
Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 10-13 mm. Een klein lichtbruin tot geel dikkopje met een grijsachtige tint. Op de bovenkant van de vleugels bevindt zich nauwelijks enige tekening; alleen op de bovenkant van de voorvleugel bevindt zich een rij lichter gekleurde vlekken. Het mannetje heeft een zwarte geurstreep op de voorvleugel. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.
Kenmerken rups
Tot 24 mm; naar beide uiteinden smal toelopend; lichaam groen met een licht afgezette donkergroene streep over het midden van de rug met aan weerszijden een lichte groenachtig gele streep; op beide flanken loopt een geelachtig witte band; de grote kop is bleek groenachtig bruin.
Gelijkende soorten vlinder
Kan moeilijk te onderscheiden zijn van de andere gele dikkopjes. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.
Foto's
Rups
Vlinder
Museum
Habitat
Verspreiding
Zeldzaamheid
In Nederland kwam het dwergdikkopje aan het begin van de 20e eeuw op vrijwel alle kalkgraslanden voor.
Mobiliteit
Het dwergdikkopje wordt in de literatuur vermeld als een honkvaste soort, maar vermoedelijk hebben alle waarnemingen op de zandgronden in het verleden betrekking op zwervers. Mogelijk zijn deze individuen afkomstig uit Duitsland.
Regionaal
Tot 1930 was het dwergdikkopje in Zuid-Limburg een vrij algemene vlinder. Daarna ging de soort achteruit en omstreeks 1965 was hij al zeer zeldzaam. De laatste populaties vlogen op de Bemelerberg (tot 1975) en in het Gerendal (tot 1981). Andere plaatsen waar de soort nog lange tijd voorkwam, zijn de Schiepersberg (tot 1967) en de Vrakelberg (tot 1963). Na 1981 zijn ook geen zwervers meer gezien.
Europa
De dichtstbijzijnde populatie bevindt zich op het Belgische deel van de Sint-Pietersberg. In Zuid-Europa en Groot-Brittannië is het voorkomen stabiel, maar in Centraal-Europa, waaronder Duitsland en België, is de soort in 25 jaar met 20-50% achteruitgegaan. Hij staat op de Waalse en op de Europese Rode Lijst.
Mondiaal
Het dwergdikkopje bewoont een groot deel van Zuid- en Midden-Europa.