Vliegtijd & gedrag
In Zuid-Europa maart-december in drie tot vijf generaties; trekkers arriveren hier meestal tussen augustus en november. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en zijn rond de schemering aan te treffen op bloemen van klimop.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Eenstipgrasuil
Er zijn uit Nederland geen rupsenvondsten bekend. De soort is niet in staat om in Nederland te overwinteren.

Vlinder
Verspreiding
Bijna wereldwijd verspreid in alle continenten (behalve de poolgebieden). Inheems in de tropen, de subtropen en de gematigd warme gebieden en daarnaast trekvlinder in de gematigd koude gebieden. Al in de 19e eeuw enkele waarnemingen op de Britse eilanden (na plm 1950 in grotere aantallen en ieder jaar). In Midden- en Noord-Europa pas sinds plm 1965 (Oostenrijk 1906, Zwitserland 1913, Duitsland 1929, Ierland, 1959, Nederland 1960, Roemenië 1962, Tsjechië 1966, België en Denemarken 1969, Hongarije 1970, Noorwegen 1978; Rezbanyai, 1982).
Benaming
- Engelse naam White-speck
- Franse naam la Leucanie orbicole
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.De witte stip midden op de voorvleugel is niet groot maar wel opvallend en kenmerkend. Meer over Nederlandse namen Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Mythimna: mithimna is een stad op het eiland Lesbos. Deze uitleg komt van Treitschke die 'Die Schmetterlinge von Europa' afmaakte na de dood van Ochsenheimer. Sodoffsky (1837) verbeterde de spelling naar Mithimna.unipuncta: unus is één en punctum is stip, wijzend op de enkele witte stip in de niervlek
Auteursnaam en jaartal
(Haworth, 1809)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 18-21 mm. Deze uil heeft een spits toelopende voorvleugel met een scherpe vleugelpunt, waarin een donkere schuine streep ligt. De kleur van de voorvleugel is licht tot donker zandkleurig bruin met een variabele zwartachtige spikkeling. Opvallend is de kleine witte stip in het middenveld, die het eindpunt vormt van een zeer dunne, soms nauwelijks zichtbare witte lijn, die deel uitmaakt van de hoofdader en in het wortelveld begint. De oranje gekleurde ringvlek en niervlek zijn meestal vaag; bij donkere exemplaren liggen ze in een lange oranjeachtige strook die vanuit de vleugelpunt naar het midden van de vleugel loopt. De achtervleugel is donker rookkleurig bruin.