Vliegtijd & gedrag
Half augustus-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op licht, smeer en overrijpe bramen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Eikenuiltje
Rups: april-juni. De jonge rups leeft in de knoppen van de waardplant. Oudere rupsen foerageren ´s nachts op de knoppen en de bladeren en verbergen zich overdag in een spinsel tussen de jonge uitlopers of in een schorsspleet van een eik. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond. De eieren worden in kleine groepjes afgezet op een tak van de waardplant en overwinteren.

Ei-afzet

Rups

Cocon

Vlinder

Museum
Verspreiding
Noord-Afrika (Marokko, Algerije) en Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. Naar het oosten tot Zuid-Rusland, de Kaukasus, Irak en Zuidwest-Iran.
Benaming
- Engelse naam Brindled Green
- Duitse naam Olivgrüne Eicheneule
- Franse naam le Jaspe vert
-
Synoniemen
Dryobotodes protea
Dryobota protea
Hadena protea
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Een klein uiltje dat eik als voornaamste waardplant heeft. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Dryobotodes: Dryobota (Lederer, 1857) is een genus dat geen vertegenwoordigers heeft in ons land. Drus is een eik, bosko, bot- is leven van en eidos, od is een vorm. Samengevat: een genus dat lijkt op Dryobota.eremita: eremita is een kluizenaar: hier de rups die leeft in een cel gemaakt in een flink spinsel tussen eikenbladeren.
Auteursnaam en jaartal
(Fabricius, 1775)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 15-17 mm. De dofgroene of groenachtig grijs gekleurde voorvleugel kan een vage tekening hebben, maar kan ook bont geschakeerd zijn met zwarte, witte en bruine tinten. Een kenmerk dat meestal goed te zien is, is de kleine lichte centrale vlek die tegen de ringvlek aanligt. Deze vlek is variabel van vorm, maar heeft vrijwel altijd een klein uitsteeksel in de richting van de binnenrandhoek en wordt aan de binnenrandzijde van de vleugel afgegrensd door een vrij dikke zwarte rand. De fijne, bleke golflijn vertoont een ondiepe W nabij de binnenrand.