Vliegtijd & gedrag
Juli-augustus in één generatie. De vlinders komen op licht.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Esdoorndwergspanner
Rups: april-half mei. De soort overwintert als ei op de waardplant. De verpopping vindt plaats in een cocon tussen de bloemen van de waardplant of in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
De esdoorndwergspanner komt voor in Midden-Europa, Groot-Brittannië en Zuid-Scandinavië.
Benaming
- Duitse naam Feldahorn-Blütenspanner
-
Franse naam
l'Eupithécie de l'érable
l'Eupithécie paisible - Synoniemen Tephroclystia inturbata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.De spaanse aak, een esdoornsoort, is de waardplant van deze dwergspanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Inturbata: inturbatus is niet verwarrend, vanwege het relatief duidelijke vleugelpatroon.
Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1817)
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 8-10 mm. Lijkt qua grootte en tekening veel op de wilgendwergspanner (E. tenuiata); de voorvleugel is echter iets smaller en minder afgerond. De voorvleugel heeft een bruinachtig grijze grondkleur met vooral in het middenveld vaak iets okergeel; de tekening is goed ontwikkeld en vrij vlekkerig. De donkere middenstip is meestal goed zichtbaar, maar bij krachtig getekende exemplaren soms onduidelijk. De golflijn is vooral bij de binnenrandhoek duidelijk zichtbaar. In het zoomveld bevinden zich drie donkere vlekken: één in de vleugelpunt, één vlak daarnaast en één iets grotere in de binnenrandhoek. De zwarte onderbroken franjelijn langs de achterrand van de voor- en achtervleugel is altijd goed te zien, ook bij afgevlogen exemplaren.