Espenblad

Phyllodesma tremulifolia

espenblad

Vliegtijd & gedrag

Eén generatie van half april-begin juli. De vlinders kunnen geen voedsel opnemen en komen dus niet op smeer. De mannetjes komen op licht, vrouwtjes worden zelden waargenomen.

Verspreiding

Levenscyclus

Espenblad

Rups: juni-september. De rupsen zijn goed gecamoufleerd, drukken zich overdag stijf tegen takken aan en foerageren ´s nachts. De rupsen groeien erg traag en verpoppen zich in een stevige cocon. De soort overwintert als pop.

Museum

Verspreiding

Van het Iberisch schiereiland (Andalusië en Escorial) via Zuid- en Midden-Europa oostwaarts tot Zuid-Rusland. De noordelijke grens loopt via Denemarken, de Baltische staten en Noord-Rusland, de zuidelijk via het noorden van het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan tot Voor-Azië. Niet in Scandinavië en niet op de Britse eilanden.

Benaming

  • Duitse naam Eichenglucke
  • Franse naam la Petite Feuille-Morte
    la Feuille-Morte du tremble
  • Oud Nederlandse naam maanvlekspinner
  • Synoniemen Epicnaptera tremulifolia
    Lasiocampa tremulifolia
    Bombyx tremulifolia
    Lasiocampa betulifolia
    Phyllodesma tremulifolium

Meer over de naam

Toelichting Nederlandse naam
De wetenschappelijke soortnaam tremolifolia duidt op de gelijkenis van de vlinder in rust met een blad van de ratelpopulier (esp). Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam
Phyllodesma: phullon is een blad en demos is een keten, een boei. Zoals een vlinder vast op een blad zit.

Auteursnaam en jaartal
(Hübner, 1810)

Trends

Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.

Herkenning

Voorvleugellengte: ♂ 15-18 mm, ♀ 18-20 mm. Deze kleine spinner heeft door de karakteristieke rusthouding en vleugelvorm veel weg van een dood blad. De door de palpen gevormde ‘snuit’ is relatief sterk naar beneden gericht. Zowel de voor- als de achtervleugel is overwegend oranjebruin van kleur. Met name de vleugelzoom is echter in meer of mindere mate vermengd met grijs en soms heeft ook de bovenkant van het borststuk een enigszins grijze tint. De centrale dwarslijnen en ook de golflijn bestaan uit losse zwarte vlekjes. Halverwege de centrale dwarslijnen ligt een kleine langwerpige middenvlek. De vleugels, vooral de achtervleugels, hebben een gekartelde achterrand en een onduidelijke donkerbruin met wit geblokte franje. Niet in rusthouding zichtbaar maar voor determinatie eveneens van belang, zijn het op de binnenste helft van de achtervleugel gelegen lichte veld en de afgeronde overgang van de gekartelde achterrand naar de binnenrand. De variatie is relatief gering. Soms komen exemplaren met een meer donkerbruine grondkleur voor. Ook varieert de hoeveelheid grijs.

Habitat

De Vlinderstichting beschermt al 40 jaar vlinders en libellen. Wij vinden dat zij overal waar ze in de natuur thuis horen ook daadwerkelijk moeten voorkomen.

Bosranden

Lanen

Planten

Berk

Eik

Populier

Meer uit dezelfde familie

Doe mee aan de tuinvlindertelling

Heb je een vlinder of libel gespot? Meld het ons! Jouw waarnemingen zijn waardevol voor het behoud van deze insecten. Samen kunnen we hun populaties in kaart brengen en beschermen. Ga naar onze website en deel jouw observaties. Help mee aan het behoud van deze prachtige dieren en draag bij aan de wetenschap van de biodiversiteit.

Waarneming melden