Vliegtijd & gedrag
Begin april-eind juli in één generatie. De vlinders komen goed op licht. Ze rusten overdag op laaghangende takken of stammen en zijn gemakkelijk op de jagen.
- Snel naar
- Waarnemingen
- Levenscyclus
Verspreiding
Levenscyclus
Fijnspardwergspanner
Rups: eind juni-eind augustus. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.

Vlinder
Verspreiding
West-Europa, de Britse eilanden naar het oosten Rusland, Oekraïne, Georgië en het Altaj-gebied; in het noorden tot Lapland. In Zuid-Europa Italië, de Balkan en Turkije.
Benaming
- Engelse naam Dwarf Pug
- Duitse naam Nadelgehölz-Blütenspanner
- Franse naam l'Eupithécie des résineux
-
Synoniemen
Eupithecia piceata
Eupithecia pusillata
Tephroclystia pusillata
Meer over de naam
Toelichting Nederlandse naam
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.Vooral de fijnspar onder de naaldbomen is de waardplant van deze dwergspanner. Meer over Nederlandse namen
Toelichting wetenschappelijke naam
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.Tantillaria: tantillus is heel klein; een kleine soort, zelfs voor een dwergspanner
Auteursnaam en jaartal
Boisduval, 1840
Trends
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd.De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben.Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld.De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar.Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Herkenning
Voorvleugellengte: 9-11 mm. Een opvallend kenmerk op de bruinachtig grijze, tamelijk afgeronde voorvleugel is de sterk vergrote zwarte middenstip. Op de voorvleugel bevinden zich vele dwarslijntjes. De achtervleugel is wit tot lichtgrijs met een zeer duidelijk patroon van enkele donkere dwarslijnen, waaronder een opvallend gevormde middenlijn; op de achtervleugel bevindt zich een duidelijke middenstip. De franje is duidelijk geblokt.